OPKNAPPERS 2008
Geert Buelens, 'Het lijf in slijk geplant. Gedichten uit de Eerste Wereldoorlog.' Ambo/Manteau, 2008.
Een krachttoer! Buelens toont hoe een oorlogscanon tot stand komt. 'Het lijf in slijk geplant' is een monumentaal werk en een standaard voor later onderzoek. Respect!
Rodaan Al Galidi, 'De laatste slaaf', Meulenhoff/Manteau, 2008.
Al Galidi woont nu in Antwerpen en keert in grote vorm terug. 'De laatste slaaf' kruipt onder de huid. Bedaarder en meer overdacht dan 'De herfst van Zorro' maar daarom niet minder bijtend.
Hans Groenewegen, 'Zuurstofschuld', Wereldbibliotheek, 2008.
Groenewegen is een fel onderschatte dichter. 'Zuurstofschuld' is misschien niet de volmaaktste dichtbundel van 2008 maar toch bereikt hij hier qua totaalconcept, schoonheid en eruditie af en toe zeer grote hoogten.
Peter Verhelst, 'nieuwe sterrenbeelden', Prometheus, 2008.
Deze dichtbundel komt zo ongeveer in alle eindejaarslijstjes voor van elke zichzelf respecterende literaire recensent. Zeer straf nieuw werk van Verhelst. Zinnelijk, meeslepend, erudiet... Alle epitheta zijn hier van toepassing in overtreffende trap. Claus is dood! Leve Verhelst!
Huub Beurskens, 'Eigenlijk heb je alles al', Meulenhoff 2008.
Deze komt in mijn eindejaarslijstje voor omwille van de laatste cyclus 'Het Vlot' én het allerlaatste gedicht uit de bundel 'Gods Eclips'.
Martinus Nijhoff, 'Verzamelde gedichten', Prometheus, 2008.
Een herontdekking van het werk van Nijhoff in een mooie en klassieke uitgave.
Leo Vroman, 'De mooiste gedichten, Uit Hollands Maandblad', met tekeningen van Iris Le Rütte, Hollands Maandblad-Reeks I, Nieuw Amsterdam, 2008.
Je hoeft het niet eens te zijn met de poëtica van een dichter om zijn werk te smaken. Dit is werkelijk één van de mooiste uitgaven van het jaar 2008. Een schat van een boek om te koesteren van de ouderdomsdeken der Hollandse poëten. N.B.: komt niet voor in de canon van Pfeijffer & de Vries. Van een schande gesproken!
Menno Wigman & Rob Schouten, 'De mooiste liefdesgedichten uit de wereldliteratuur', Prometheus, 2008.
Zeer mooie uitgave met tweetalige weergaven van de mooiste liefdesgedichten uit de wereldliteratuur: van Koning Salomon tot Hugo Claus.
Alain Bashung, 'Bijoux Bijoux', Barclay, 2008.
De meest poëtische van de Franse chansonniers. De zieke Bashung gaf onlangs een afscheidsoptreden in de Brusselse Ancienne Belgique, maar blijft zeer actief. Voor volgend jaar zijn opnieuw een aantal optredens gepland. Deze driedelige box bevat een zeer evenwichtig en genietbaar overzicht van 's mans carrière: van zijn eerste hit 'Gaby Gaby' tot nummers uit zijn laatste cd 'Blue Pétrole'.
Scott Walker at The Barbican in London, november 2008.
De meest poëtische van de Amerikaanse singer/songwriters. The old man's back again. Vanachter de mixconsole weliswaar voor een liveuitvoering van zijn twee meesterwerken 'Tilt' en 'The Drift'. Onverwacht maar zeer gesmaakt.
AFKNAPPERS 2008
P. Kouwes, 'Daar schrik je toch van', Nieuw Amsterdam, 2008.
Het kan blijkbaar nog steeds erger! Pom Wolff onttroond als slechtste dichter van Nederland. Hij staat voortaan op de tweede plaats na deze Kouwes.
Hugo Schiltz, 'Het gesloten schrijn', Meulenhoff/Manteau, 2008.
Verzamelde gedichten van een politicus maar er staan geen gedichten in. Een boekje dat koren op de molen vormt voor het Vlaams Belang.
Marc Tritsmans, 'Man in het landschap', Nieuw Amsterdam, 2008.
De erg vormvaste Tritsmans zit aan bij Nolens en Hertmans op de Boekenbeurs en hertekent het Vlaamse literaire landschap door met zijn bundel 30 jaar poëtische evolutie en experiment weg te vegen.
Stijn Vranken, 'Vlees mij!', Meulenhoff/Manteau, 2008.
Sloganeske bundel die bewijst dat slamdichters op papier niet deugen.
Krijn Peter Hesselink, 'Als geen ander', Nieuw Amsterdam, 2008.
Nog een slamdichtertje! Krijntje is een sympathiek performertje maar jammer genoeg geen dichtertje. Moet het hebben van de verkleinwoordjes.
Ilja Leonard Pfeijffer & Gert Jan de Vries, '500 gedichten die iedereen gelezen moet hebben. De canon van de Europese poëzie.' Meulenhoff, 2008.
Warrige, slordige en quasi onleesbare vuistdikke bloemlezing met verschrikkelijk veel blunders en weglatingen. Nog nooit zoveel slechte vertalingen gelezen in één boekwerk. Ook een prestatie!
Tuesday, December 30, 2008
Saturday, December 20, 2008
De canon is dé canon niet
Over nieuwe canons van Ilja Leonard Pfeijffer & Gert Jan de Vries en Menno Wigman & Rob Schouten
In mijn boekenkast steekt een boekwerk uit 1980 met de viertalige titel ‘Dichters en Dichtkunst Uit Europa/Poètes et Poésie d’Europe/Poets and Poetry from Europe/Dichter und Dichtung aus Europa 1950-1980’. Het boek werd uitgegeven door de Leuvense Schrijversaktie onder redactie van Eugène Van Itterbeek. Uit elk Europees taalgebied – van Armeens tot Gaelic en zelfs het Arabische dialect dat op Malta gesproken wordt - werden de beste dichters geselecteerd en tweetalig opgenomen. Van Itterbeek leverde het bewijs dat je met een goede methodiek een heel mooie canon kunt samenstellen van Europese poëzie. Het boek geldt voor mij nog steeds als een standaard. In hun nieuwste canon van Europese poëzie doen Ilja Leonard Pfeijffer en Gert Jan de Vries het heel wat minder. Door een gebrekkige werkwijze raken ze verzeild in poëtisch drijfzand. Menno Wigman en Rob Schouten doen het heel wat beter met een canon van liefdespoëzie uit de ganse wereld.
TURF
Er is iets vreemds aan de hand met de turf ‘500 gedichten die iedereen gelezen moet hebben’ van Pfeijffer en Gert Jan de Vries. De ondertitel ‘De canon van de Europese poëzie’ suggereert nogal wat. Is dit nu hét ultieme overzicht dat alle Europese poëzie van 3000 jaar ver samenvat? Het antwoord is NEEN! Daarvoor is het boek te onevenwichtig samengesteld. Een canon die aanvangt met Homerus en eindigt met Oosterhoff, kun je onmogelijk ernstig nemen. De Vlaming Geert Buelens deed het onlangs heel wat beter. Met ‘Het lijf in slijk geplant’ stelde hij wel een boeiende canon van oorlogspoëzie samen. De canon van Pfeijffer/de Vries en de canon van Buelens, het is een hemelsbreed verschil. Het verschil tussen maakwerk en een degelijke, wetenschappelijke studie…
‘500 gedichten…’ is op velerlei wijzen een waardevol boek, al druipt de Hollandse pretentie ervan af. Het vormt een uitstalraam voor het gros van de Nederlandstalige vertalersgilde. Tonnen zijn het er. Vertalers die uit bijna alle mogelijke Europese talen (geen Catalaans, Gaelic, Bretoens,…) vertalen, van het Vroegmiddelhoogduits (sic!) tot het Oudijslands, van P.C. Boutens tot Gerard Rasch. Aangezien de samenstellers nauwelijks een methodiek hanteerden is het een weinig consistente en zelfs ronduit vermoeiende en overdonderend keuze geworden. Het taalgebruik van Joost Van Den Vondel is niet het taalgebruik van Jan H. Mysjkin. Bij het bladeren door het boek leek het me alsof de samenstellers lukraak in hun boekenkast graaiden naar de meest voor de hand liggende vertalingen voor hun eigen persoonlijke keuze van gedichten.
Het boek bevat een omvangrijk stuk Griekse en Latijnse lyriek - een honderdtal pagina’s - , waarbij het ontbreken van kritische noten bij de vertalingen opvalt. Als classici zouden de heren toch moeten weten, dat bij het publiceren van vertalingen van Griekse en Latijnse lyriek minstens een verantwoording hoort bij de keuze van de vertalers, tenzij je de originele versies ook afdrukt, dan kan de onderlegde lezer zelf oordelen. Bovendien wordt hier vrij plots een grote sprong genomen van de antieke schrijvers van de oudheid tot de 4de eeuw naar de vroege Middeleeuwen in West-Europa. Via een Keltisch gedicht van Llywarch Hen uit de 6de eeuw en een fragment uit het Oudengelse epos Beowulf belanden we meteen in de 10de eeuw. De samenstellers slaan hier zomaar eventjes 4 eeuwen over.
GAELIC
De Europese canon wordt voor een groot stuk bepaald door de beschikbaarheid van vertalingen in het Nederlands. Tussen de 6de eeuw en de 10de eeuw kende het in sneltempo verchristelijkte Ierland een imposante literatuurproductie, deels in het Gaelic en deels in het Latijn. Keltische voorchristelijke literatuur werd te boek gesteld. Daarbij horen epi en gedichten die ontegensprekelijk tot de wereldliteratuur behoren, zoals het homerische epos Táin Bó Cualne (‘The Great Cattle Theft’). Het feit dat die belangrijke literatuurproductie buiten de canon blijft, wijst niet op vooringenomenheid van de samenstellers. Er bestaan geen vertalingen van in het Nederlands. De ondergewaardeerde Keltische Vroegmiddeleeuwse literatuur in het Gaelic, die op gelijke voet staat met die van de Grieken en van de Latijnen, blijft dus de grote onbekende in de Europese literatuur.
In ‘500 gedichten…’ , ontbreekt elk spoor van de pre-islamitische Arabische lyriek in het door de Moren veroverde Spanje. Ik denk hier aan dichters als Ibn Khafadjah, die zijn ganse leven doorbracht in Valencia, of de belangrijke Arabische dichter Ibn Zaydun, die resideerde in Cordoba en als voorloper kan gelden van de Romantiek. De Nederlands-Marokaanse vertaler Hafid Bouazza deed met zijn Arabische bibliotheekreeks onlangs geweldige inspanningen om die lyriek opnieuw toegankelijk te maken voor een Nederlandstalig lezerspubliek.
De onevenwichtigheid van de canon blijkt ook uit de keuze van gedichten uit de Lage Landen. De Hollanders krijgen 5 keer zoveel dichters toebedeeld als de Belgen. Bij de Hollandse dichters vinden we onder meer Hadewijch, Jacob van Maerlant, P.C. Hooft en Joost van den Vondel. Bij de moderneren ook Gerard Reve, Gerrit Komrij, Gerrit Kouwenaar, Tonnus Oosterhoff en H.H. ter Balkt. Bij de Belgen vinden we Willem, Anthonis de Roovere en Guido Gezelle maar ook Willem Elsschot, Paul van Ostaijen, Jacques Brel (!), Hugo Claus en Paul Snoek. De betrekkelijke keuze van de samenstellers blijkt uit het feit dat de hedendaagse Franstalige poëzie uit België en Frankrijk bijna volledig onbreekt. Het lijstje met Franse dichters houdt op met André Breton en Jacques Prévert, alsof er daarna niks meer kwam. Het lijstje uit Wallonië kent slechts één naam, nl. Maurice Maeterlinck, dit als we de halve Vlaming Jacques Brel even buiten beschouwing laten. Niemand ooit gehoord van de Franse dichter Yves Bonnefoy of van de in Antwerpen geboren Waalse dichter Werner Lambersy? In de plaats daarvan een zeer ongebruikelijke en betwistbare vertaling door Ernst van Altena van Brel’s ‘Ne me quitte pas’, waaruit hier een fragment:
Laat me niet alleen
Toe… vergeet de strijd
Toe… vergeet de nijd
Laat me niet alleen
En die domme tijd
Vol van misverstand
Ach… vergeet hem, want
’t Was verspilde tijd
Hoe vaak hebben wij
Met een snijdend woord
Ons geluk vermoord
Kom… dat is voorbij
Laat me niet alleen
Laat me niet alleen
Laat me niet alleen
Laat me niet alleen
(uit: ‘Laat me niet alleen’, uit het Frans vertaald door Ernst van Altena)
STABRECHTSE HEIDE
Raar is ook dat de samenstellers zich niet uitdrukkelijk beperken tot Europa maar een Europese traditie ontwaren bij de Chileen Pablo Neruda, de Mexicaan Octavio Paz en de Braziliaan Carlos Drummond de Andrade, evenals een uitgebreide selectie poëzie toevoegen uit de Verenigde Staten. In hoeverre hier dus nog van een Europese canon kan gesproken worden, is maar zeer de vraag. Uit het Oosten komt het licht! Er wordt uitgebreid gesprokkeld uit de dichtkunst van Oost-Europa met een uitgebreide selectie Bulgaarse (8!), Roemeense, Tsjechoslovaakse (sic!), Tsjechische en Russische dichters. Bij de Russen eindigt de selectie onverhoeds bij Nobelprijswinnaar Brodsky. Elk spoor ontbreekt van de nieuwe, postmoderne dichters die na de perestrojka hoogtij vierden en die sindsdien ontegensprekelijk tot de Europese canon behoren: waar zijn Venedikt Erofeev, Igor Kholin, Arseny Tarkovsky, Olga Sedakova? Ik vraag het me af. Ik noem er maar enigen, die ontbreken in deze zogezegd allesomvattende canon.
Als uitsmijter een gedicht van het gecanoniseerde singer-songwriter duo Lennon, John en Paul McCartney, vertaald door Erik Bindervoet en Robbert-Jan Henkes. Ook weer een zeer betwistbare keuze. De beperkte en te eigenzinnige visie van de samenstellers verhindert dat dit boek als dé ultieme canon van de Europese poëzie mag beschouwd worden, zoals de auteurs het met veel zin voor relativiteit aankondigen in de inleiding. Daarvoor laten de auteurs te veel aan het toeval over. Het is daarentegen wel een imposante graaibox van in het Nederlands vertaalde literatuur uit bijna alle Europese talen. Geen canon dus maar wel een imposante bloemlezing. Uit ‘Strabrechtse Heide daar kom ik’ (een hertaling van ‘Strawberry Fields Forever’) een fragment:
Kom ik neem je mee naar de rand van de Strabrechtse Hei
Alles is schijn, en niets om van versteld te staan
Strabrechtse Heide daar kom ik
Strabrechtse Heide daar kom ik,
Strabrechtse Heide daar kom ik,
Strabrechtse Heide daar kom ik
Schaapskeutelsoep
Schaapskeutelsoep
(uit ‘Strabrechtse Heide daar kom ik’, vertaald uit het Engels door Erik Bindervoet en Robbert-Jan Henkes)
GIFGROEN
‘500 gedichten…’ steekt in een schreeuwerige rode, gifgroene en oranje kaft. Met zijn ronkende en tot bijna tot verplicht lezen aanmoedigende titel zal dit boekwerk zonder twijfel op de eerste schappen belanden van de boekwinkels tijdens dit eindejaar. Tegelijk met ‘500 gedichten…’ verscheen als antidote echter ook een serieuze concurrent, nl. het zeer leuke en boeiende boekwerkje ‘A Joy Forever’, samengesteld door Menno Wigman en Rob Schouten. Het puike ‘A Joy Forever’ bezit alles wat het protserige ‘500 gedichten…’ niet heeft. Het is een allercharmantste en goedkope selectie van de mooiste liefdesgedichten uit de wereldliteratuur, een thema dat welhaast iedereen kan aanspreken.
Tegenover het logge en ontransporteerbare van ‘500 gedichten’ staat dit handige, lichte en goed in de hand liggende boekje met hardcover en reproductie van Caspar David Friedrich’s ‘Op het zeilschip’ op de kaft. De originele gedichten in het Russisch, Chinees, Engels, Duits, Spaans, Italiaans, e.a. werden netjes afgedrukt naast de vertalingen zodat ‘A Joy Forever’ een ware schatkamer is voor de polyglot en de liefhebber van vertaalde literatuur.
Het opzet van ‘A Joy Forever’ doorkruist enigszins het opzet van Pfeijffer en de Vries want hier vinden we ook ten dele dezelfde selectie terug van gedichten, die we reeds aantroffen in ‘500 gedichten…’. Ook hier ‘L’Invitation au Voyage’ van Charles Baudelaire, ‘An Anna Blume’ van Kurt Schwitters. Ook hier een Sappho, vertaald door Paul Claes. Ook hier een Herman Gorter. Daarnaast echter bevat de bloemlezing als meerwaarde de originele versies van de gedichten en ja, hier wel degelijk ook gedichten uit de Arabische liefdescanon van Ibn Al-Hadjdjadj en Madjnun vertaald door Hafid Bouazza en zelfs uit de Chinese liefdesliteratuur, nl. van de dichters Du Fu en Li Duan. Voor de overzichtelijkheid werd het boekje opgedeeld in 3 hoofdstukken, nl. ‘Verlangen’, ‘Vervulling’, ‘Verlaten’. Uit het tweede deel komt dit verrassend fragment van de Braziliaanse dichter Carlos Drummond de Andrade:
De kuisheid waarmee zij de dijen spreidde
En mij op haar wilde flora zicht bood.
En hoe, mak als de schapen uit de weide,
Zij, nauw als ze was, zich opensloot.
O, neuken, neuken, dood van zo veel leven!
Graf in het groene gras, dood onvolprezen.
In mijn vochtig, vlammend, vluchtig beven
Was ik niemand, was ik duizend wezens
(fragment uit: ‘De kuisheid waarmee zij de dijen spreidde’, vertaling van ‘A castidade com que avria as coxas’ van Carlos Drummond de Andrade door August Willemsen, pag. 202)
'De canon van de Europese poëzie. 500 gedichten die iederen gelezen moet hebben.' Samenstelling Ilja Leonard Pfeijffer en Gert Jan de Vries, Meulenhoff 2008, ISBN 978 90 290 8185 6.
‘De mooiste liefdesgedichten uit de wereldliteratuur.’ Verzameld en ingeleid door Menno Wigman en Rob Schouten, Prometheus 2008, ISBN 978 90 446 1205 9.
artikel verschenen op http://www.medium4you.be/De-canon-is-de-canon-niet,9478.html
In mijn boekenkast steekt een boekwerk uit 1980 met de viertalige titel ‘Dichters en Dichtkunst Uit Europa/Poètes et Poésie d’Europe/Poets and Poetry from Europe/Dichter und Dichtung aus Europa 1950-1980’. Het boek werd uitgegeven door de Leuvense Schrijversaktie onder redactie van Eugène Van Itterbeek. Uit elk Europees taalgebied – van Armeens tot Gaelic en zelfs het Arabische dialect dat op Malta gesproken wordt - werden de beste dichters geselecteerd en tweetalig opgenomen. Van Itterbeek leverde het bewijs dat je met een goede methodiek een heel mooie canon kunt samenstellen van Europese poëzie. Het boek geldt voor mij nog steeds als een standaard. In hun nieuwste canon van Europese poëzie doen Ilja Leonard Pfeijffer en Gert Jan de Vries het heel wat minder. Door een gebrekkige werkwijze raken ze verzeild in poëtisch drijfzand. Menno Wigman en Rob Schouten doen het heel wat beter met een canon van liefdespoëzie uit de ganse wereld.
TURF
Er is iets vreemds aan de hand met de turf ‘500 gedichten die iedereen gelezen moet hebben’ van Pfeijffer en Gert Jan de Vries. De ondertitel ‘De canon van de Europese poëzie’ suggereert nogal wat. Is dit nu hét ultieme overzicht dat alle Europese poëzie van 3000 jaar ver samenvat? Het antwoord is NEEN! Daarvoor is het boek te onevenwichtig samengesteld. Een canon die aanvangt met Homerus en eindigt met Oosterhoff, kun je onmogelijk ernstig nemen. De Vlaming Geert Buelens deed het onlangs heel wat beter. Met ‘Het lijf in slijk geplant’ stelde hij wel een boeiende canon van oorlogspoëzie samen. De canon van Pfeijffer/de Vries en de canon van Buelens, het is een hemelsbreed verschil. Het verschil tussen maakwerk en een degelijke, wetenschappelijke studie…
‘500 gedichten…’ is op velerlei wijzen een waardevol boek, al druipt de Hollandse pretentie ervan af. Het vormt een uitstalraam voor het gros van de Nederlandstalige vertalersgilde. Tonnen zijn het er. Vertalers die uit bijna alle mogelijke Europese talen (geen Catalaans, Gaelic, Bretoens,…) vertalen, van het Vroegmiddelhoogduits (sic!) tot het Oudijslands, van P.C. Boutens tot Gerard Rasch. Aangezien de samenstellers nauwelijks een methodiek hanteerden is het een weinig consistente en zelfs ronduit vermoeiende en overdonderend keuze geworden. Het taalgebruik van Joost Van Den Vondel is niet het taalgebruik van Jan H. Mysjkin. Bij het bladeren door het boek leek het me alsof de samenstellers lukraak in hun boekenkast graaiden naar de meest voor de hand liggende vertalingen voor hun eigen persoonlijke keuze van gedichten.
Het boek bevat een omvangrijk stuk Griekse en Latijnse lyriek - een honderdtal pagina’s - , waarbij het ontbreken van kritische noten bij de vertalingen opvalt. Als classici zouden de heren toch moeten weten, dat bij het publiceren van vertalingen van Griekse en Latijnse lyriek minstens een verantwoording hoort bij de keuze van de vertalers, tenzij je de originele versies ook afdrukt, dan kan de onderlegde lezer zelf oordelen. Bovendien wordt hier vrij plots een grote sprong genomen van de antieke schrijvers van de oudheid tot de 4de eeuw naar de vroege Middeleeuwen in West-Europa. Via een Keltisch gedicht van Llywarch Hen uit de 6de eeuw en een fragment uit het Oudengelse epos Beowulf belanden we meteen in de 10de eeuw. De samenstellers slaan hier zomaar eventjes 4 eeuwen over.
GAELIC
De Europese canon wordt voor een groot stuk bepaald door de beschikbaarheid van vertalingen in het Nederlands. Tussen de 6de eeuw en de 10de eeuw kende het in sneltempo verchristelijkte Ierland een imposante literatuurproductie, deels in het Gaelic en deels in het Latijn. Keltische voorchristelijke literatuur werd te boek gesteld. Daarbij horen epi en gedichten die ontegensprekelijk tot de wereldliteratuur behoren, zoals het homerische epos Táin Bó Cualne (‘The Great Cattle Theft’). Het feit dat die belangrijke literatuurproductie buiten de canon blijft, wijst niet op vooringenomenheid van de samenstellers. Er bestaan geen vertalingen van in het Nederlands. De ondergewaardeerde Keltische Vroegmiddeleeuwse literatuur in het Gaelic, die op gelijke voet staat met die van de Grieken en van de Latijnen, blijft dus de grote onbekende in de Europese literatuur.
In ‘500 gedichten…’ , ontbreekt elk spoor van de pre-islamitische Arabische lyriek in het door de Moren veroverde Spanje. Ik denk hier aan dichters als Ibn Khafadjah, die zijn ganse leven doorbracht in Valencia, of de belangrijke Arabische dichter Ibn Zaydun, die resideerde in Cordoba en als voorloper kan gelden van de Romantiek. De Nederlands-Marokaanse vertaler Hafid Bouazza deed met zijn Arabische bibliotheekreeks onlangs geweldige inspanningen om die lyriek opnieuw toegankelijk te maken voor een Nederlandstalig lezerspubliek.
De onevenwichtigheid van de canon blijkt ook uit de keuze van gedichten uit de Lage Landen. De Hollanders krijgen 5 keer zoveel dichters toebedeeld als de Belgen. Bij de Hollandse dichters vinden we onder meer Hadewijch, Jacob van Maerlant, P.C. Hooft en Joost van den Vondel. Bij de moderneren ook Gerard Reve, Gerrit Komrij, Gerrit Kouwenaar, Tonnus Oosterhoff en H.H. ter Balkt. Bij de Belgen vinden we Willem, Anthonis de Roovere en Guido Gezelle maar ook Willem Elsschot, Paul van Ostaijen, Jacques Brel (!), Hugo Claus en Paul Snoek. De betrekkelijke keuze van de samenstellers blijkt uit het feit dat de hedendaagse Franstalige poëzie uit België en Frankrijk bijna volledig onbreekt. Het lijstje met Franse dichters houdt op met André Breton en Jacques Prévert, alsof er daarna niks meer kwam. Het lijstje uit Wallonië kent slechts één naam, nl. Maurice Maeterlinck, dit als we de halve Vlaming Jacques Brel even buiten beschouwing laten. Niemand ooit gehoord van de Franse dichter Yves Bonnefoy of van de in Antwerpen geboren Waalse dichter Werner Lambersy? In de plaats daarvan een zeer ongebruikelijke en betwistbare vertaling door Ernst van Altena van Brel’s ‘Ne me quitte pas’, waaruit hier een fragment:
Laat me niet alleen
Toe… vergeet de strijd
Toe… vergeet de nijd
Laat me niet alleen
En die domme tijd
Vol van misverstand
Ach… vergeet hem, want
’t Was verspilde tijd
Hoe vaak hebben wij
Met een snijdend woord
Ons geluk vermoord
Kom… dat is voorbij
Laat me niet alleen
Laat me niet alleen
Laat me niet alleen
Laat me niet alleen
(uit: ‘Laat me niet alleen’, uit het Frans vertaald door Ernst van Altena)
STABRECHTSE HEIDE
Raar is ook dat de samenstellers zich niet uitdrukkelijk beperken tot Europa maar een Europese traditie ontwaren bij de Chileen Pablo Neruda, de Mexicaan Octavio Paz en de Braziliaan Carlos Drummond de Andrade, evenals een uitgebreide selectie poëzie toevoegen uit de Verenigde Staten. In hoeverre hier dus nog van een Europese canon kan gesproken worden, is maar zeer de vraag. Uit het Oosten komt het licht! Er wordt uitgebreid gesprokkeld uit de dichtkunst van Oost-Europa met een uitgebreide selectie Bulgaarse (8!), Roemeense, Tsjechoslovaakse (sic!), Tsjechische en Russische dichters. Bij de Russen eindigt de selectie onverhoeds bij Nobelprijswinnaar Brodsky. Elk spoor ontbreekt van de nieuwe, postmoderne dichters die na de perestrojka hoogtij vierden en die sindsdien ontegensprekelijk tot de Europese canon behoren: waar zijn Venedikt Erofeev, Igor Kholin, Arseny Tarkovsky, Olga Sedakova? Ik vraag het me af. Ik noem er maar enigen, die ontbreken in deze zogezegd allesomvattende canon.
Als uitsmijter een gedicht van het gecanoniseerde singer-songwriter duo Lennon, John en Paul McCartney, vertaald door Erik Bindervoet en Robbert-Jan Henkes. Ook weer een zeer betwistbare keuze. De beperkte en te eigenzinnige visie van de samenstellers verhindert dat dit boek als dé ultieme canon van de Europese poëzie mag beschouwd worden, zoals de auteurs het met veel zin voor relativiteit aankondigen in de inleiding. Daarvoor laten de auteurs te veel aan het toeval over. Het is daarentegen wel een imposante graaibox van in het Nederlands vertaalde literatuur uit bijna alle Europese talen. Geen canon dus maar wel een imposante bloemlezing. Uit ‘Strabrechtse Heide daar kom ik’ (een hertaling van ‘Strawberry Fields Forever’) een fragment:
Kom ik neem je mee naar de rand van de Strabrechtse Hei
Alles is schijn, en niets om van versteld te staan
Strabrechtse Heide daar kom ik
Strabrechtse Heide daar kom ik,
Strabrechtse Heide daar kom ik,
Strabrechtse Heide daar kom ik
Schaapskeutelsoep
Schaapskeutelsoep
(uit ‘Strabrechtse Heide daar kom ik’, vertaald uit het Engels door Erik Bindervoet en Robbert-Jan Henkes)
GIFGROEN
‘500 gedichten…’ steekt in een schreeuwerige rode, gifgroene en oranje kaft. Met zijn ronkende en tot bijna tot verplicht lezen aanmoedigende titel zal dit boekwerk zonder twijfel op de eerste schappen belanden van de boekwinkels tijdens dit eindejaar. Tegelijk met ‘500 gedichten…’ verscheen als antidote echter ook een serieuze concurrent, nl. het zeer leuke en boeiende boekwerkje ‘A Joy Forever’, samengesteld door Menno Wigman en Rob Schouten. Het puike ‘A Joy Forever’ bezit alles wat het protserige ‘500 gedichten…’ niet heeft. Het is een allercharmantste en goedkope selectie van de mooiste liefdesgedichten uit de wereldliteratuur, een thema dat welhaast iedereen kan aanspreken.
Tegenover het logge en ontransporteerbare van ‘500 gedichten’ staat dit handige, lichte en goed in de hand liggende boekje met hardcover en reproductie van Caspar David Friedrich’s ‘Op het zeilschip’ op de kaft. De originele gedichten in het Russisch, Chinees, Engels, Duits, Spaans, Italiaans, e.a. werden netjes afgedrukt naast de vertalingen zodat ‘A Joy Forever’ een ware schatkamer is voor de polyglot en de liefhebber van vertaalde literatuur.
Het opzet van ‘A Joy Forever’ doorkruist enigszins het opzet van Pfeijffer en de Vries want hier vinden we ook ten dele dezelfde selectie terug van gedichten, die we reeds aantroffen in ‘500 gedichten…’. Ook hier ‘L’Invitation au Voyage’ van Charles Baudelaire, ‘An Anna Blume’ van Kurt Schwitters. Ook hier een Sappho, vertaald door Paul Claes. Ook hier een Herman Gorter. Daarnaast echter bevat de bloemlezing als meerwaarde de originele versies van de gedichten en ja, hier wel degelijk ook gedichten uit de Arabische liefdescanon van Ibn Al-Hadjdjadj en Madjnun vertaald door Hafid Bouazza en zelfs uit de Chinese liefdesliteratuur, nl. van de dichters Du Fu en Li Duan. Voor de overzichtelijkheid werd het boekje opgedeeld in 3 hoofdstukken, nl. ‘Verlangen’, ‘Vervulling’, ‘Verlaten’. Uit het tweede deel komt dit verrassend fragment van de Braziliaanse dichter Carlos Drummond de Andrade:
De kuisheid waarmee zij de dijen spreidde
En mij op haar wilde flora zicht bood.
En hoe, mak als de schapen uit de weide,
Zij, nauw als ze was, zich opensloot.
O, neuken, neuken, dood van zo veel leven!
Graf in het groene gras, dood onvolprezen.
In mijn vochtig, vlammend, vluchtig beven
Was ik niemand, was ik duizend wezens
(fragment uit: ‘De kuisheid waarmee zij de dijen spreidde’, vertaling van ‘A castidade com que avria as coxas’ van Carlos Drummond de Andrade door August Willemsen, pag. 202)
'De canon van de Europese poëzie. 500 gedichten die iederen gelezen moet hebben.' Samenstelling Ilja Leonard Pfeijffer en Gert Jan de Vries, Meulenhoff 2008, ISBN 978 90 290 8185 6.
‘De mooiste liefdesgedichten uit de wereldliteratuur.’ Verzameld en ingeleid door Menno Wigman en Rob Schouten, Prometheus 2008, ISBN 978 90 446 1205 9.
artikel verschenen op http://www.medium4you.be/De-canon-is-de-canon-niet,9478.html
Titels en Traktaten
Over nieuwe dichtbundels van Lies Van Gasse, Maarten van den Berg en Hanz Mirck
Ik heb iets met titels ! ‘Hetzelfde gedicht telkens weer’ is de titel van de debuutbundel van de jonge Sint-Niklase dichteres Lies Van Gasse. Automatisch zul je de gedichten in de bundel afwegen tegen deze overigens ondubbelzinnig programmatische titel. Schrijft deze jonge vrouw in haar drang naar perfectie inderdaad telkens hetzelfde gedicht ? De gedichten in ‘Traktaatjes’ van Maarten van den Berg krijgen door de verkleinvorm in de titel een zekere ambigue poëticaliteit toebemeten. De titel van de nieuwe, erg geslaagde bundel van Hanz Mirck is complexer en eigent zich een stuk realiteit toe dat buiten de dichtbundel ligt. In het laatste erg bevreemdende gedicht wordt een man overreden door een vrachtwagen met het discrete opschrift ‘Archiefvernietiging’…
KANTIAANSE SNIPPERS
In het titelgedicht van de nieuwe bundel van de jonge, Hollandse dichter Hanz Mirck gebeurt iets zeer merkwaardigs. De ‘je’-persoon in het gedicht is getuige van een bizar ongeluk op de autosnelweg. Een man met pech stapt uit zijn wagen en wordt aangereden door een vrachtwagen, waarna hij nog eens overreden wordt door verschillende auto’s. Na elke klap kruist zijn vragende blik die van zijn vrouw, die aan de overkant toekijkt. Ondanks het schrijnende voorval en de schijnbare dynamiek van het hele gebeuren, is het een vrij statisch en tergend traag gedicht. Als in een slow motion film focust alles zich op het oogcontact tussen de stervende man en de hulpeloze vrouw. Andere geluiden en bewegingen worden als in een filmscène van David Lynch weggezogen naar de achtergrond. Het verhaal verloopt van de man en de vrouw naar de ‘jij’-persoon en de vrachtwagen met het opschrift ‘archiefvernietiging’ in een filmisch procedé dat Mirck doorheen de bundel meermaals bezigt.
met dat stil opschrift haast uit het zicht
Misschien hoe je bij dit ongeluk dacht
aan geluk
(uit : ‘Archiefvernietiging’)
Misschien is het allemaal niet zo letterlijk bedoeld. Of hij nu echt getuige was van een ongeluk of niet, doet weinig ter zake. De merkwaardige driehoeksverhouding van man, vrouw en het contradictorische ‘geluk-bij-een-ongeluk’ gevoel van de toekijkende ’jij’-persoon maken het gedicht spannend. Het kijken naar kijken naar kijken ook… Mirck gebruikt een niet erg strenge sonnetvorm voor zijn gedichten. Van het sonnet behoudt hij de twee kwatrijnen en de twee terzinen en de volta in de allerlaatste strofe. De vorm van het sonnet past als gegoten bij bovenstaand titelgedicht. Elders vormt het hier en daar wel een belemmering. Ik lees te veel gedichten in ‘Archiefvernietiging’ waarin de pointe niet voldoende tot zijn recht komt en het sonnet verzandt in stroop. ‘Het donker’ is in dat opzicht één van de meest geslaagde gedichten van de bundel. Mirck roept hier een onzichtbare hand op, die ’s nacht de dingen in ons hoofd ontregelt. In feilloze bewoordingen schetst hij hier een onthutsend mysterieuze wereld.
Maar het is geen hand
en het is niet willekeurig
Het is een systeem
veel eenvoudiger
dan wij kunnen begrijpen
Feilloos
(uit : ‘Het donker’)
Vrachtwagens met het opschrift ‘archiefvernietiging’ zie je meestal geparkeerd staan aan banken, verzekeringsinstellingen en aan openbare gebouwen. Ze hebben als taak om vertrouwelijke documenten op te halen en om die door de papierversnipperaar te halen. Gewichtige dossiers worden vernietigd en versneden tot luchtige en veelkleurige onleesbare linten papier. Mirck koos de titel niet toevallig. In zijn gedichten haalt hij meermaals de realiteit door de mangel. Ook hier gebeurt een soort ‘archiefvernietiging’, maar dan in omgekeerde richting. Door een gedachte of een herinnering op papier te zetten of in een gedicht te gieten, vernietig je meteen je archief, i.c. de achterliggende gedachte of de herinnering. Dat Kantiaanse perspectief wordt bijna letterlijk vertolkt door de moeder in het schitterende gedicht ‘Zuivere rede’.
Ik kijk alleen maar even, hoor
Hebt u ook kant ? Kant. Nee, kant ! KANT !
Wacht, ik ga mijn man halen. Mijn man !
Ik ga mijn man halen ! U begrijpt mij niet
(uit : ’Zuivere rede’)
TAXIRITJES
Van de Hollandse dichter Maarten van den Berg had ik nog nooit gehoord. Volgens de achterflap van zijn debuutbundel is hij overdag dichter, schilder en beeldhouwer. ’s Nacht is hij taxichauffeur. Ik veronderstel dat ‘Traktaatjes’ zijn debuutbundel is. Ik vond nergens iets over van den Berg terug. De online Winkler Prins encyclopedie zegt dat een ‘traktaat’ een verhandeling betreffende een theologisch of een filosofisch onderwerp is. Het woord kan echter ook een verjaardags- of een nieuwjaarstraktaat betekenen of in dit geval een traktaat voor de lezers. Van den Berg noemt het zelf een ‘aanbod van bepaalde woordvolgorde s in [kort] gesteven verband ;’. De traktaatjes van Maarten van den Berg zijn kortere of langere gedichten in losse versvorm, alledaagse bespiegelingen over niet-alledaagse gebeurtenissen. De flap van de dichtbundel is een rode lijn op een sober wit vlak. Het inleidende gedicht heet ‘smetkoord’. Een smetkoord is een meetinstrument dat men gebruikt voor het aftekenen van lijnen. Een dichter bakent hier zijn wereld af.
zijn hand schiet vooruit, maakt rare krullen,
het scherpe poeder verdeelt de vlakgewreven grond.
‘lees de haren op mijn arm, ze fluisteren van kou,
ze weten waar mijn aanwezigheid,
door wortels aangevoerd, vrij spel gekregen heeft.’
(uit : ‘smetkoord’)
De gedichten van van den Berg zijn niet altijd vormvast. Relatief goede gedichten worden afgewisseld door miskleunen (‘twee aapjes’, ‘tredmolen’) In ‘staalgezicht’ en ‘zondedag’ worden de beloftevolle titels niet omgezet in goede poëzie. De fragmentarische gedichten ‘de handelsreiziger/e.v.a.’ , ‘de zwarte kilometer’ of ‘gemene deler’ drijven te veel op een idee : een taxichauffeur luistert naar de verhalen van passagiers en doet er dan iets poëticaals mee. In ‘de handelsreiziger/e.v.a’ gaat het bijvoorbeeld over een handelsreiziger, die van den Berg naar zijn favoriete call girl Eva voert. Elders wisselen jeugdherinneringen en reflecties over zijn werk als schilder en beeldhouwer elkaar af. ‘paarlen’ is één van de betere gedichten van de dichtbundel. Het is een lekker mooi en mysterieus gedicht.
zacht en plooibaar parelglas
gleed kopje-onder
in nat zand
ik greep
en heb het dood getrokken
dronken
hield ik de stukken in mijn hand
de scherven liggen in het raam
en schitteren
(uit : ‘paarlen’)
KOPJES THEE
De jonge Sint-Niklase dichteres Lies Van Gasse vond haar stek bij de Amsterdamse uitgeverij Wereldbibliotheek. Dat is een zeer goede zaak. Een debuut is een riskante onderneming. Het kan je maken of het kan je breken. Bij Wereldbibliotheek zit je op dat vlak goed. De poëtische productie is kwalitatief hoogstaand en steevast erg mooi uitgegeven met veel inspraak voor de beginnende auteur. Van Gasse ontwierp zelf de omslagillustratie en de schetsen binnenin. Ze koos ook de titel ‘Hetzelfde gedicht steeds weer’. Een titel waar ik – eerlijk is eerlijk – in eerste instantie een beetje van schrok en waar ik wat bedenkingen bij had, wegens het al te programmatische dat erin vervat lag. Tot ik de titel echter kon plaatsen in het laatste gedicht van de bundel uit de cyclus ‘Verdrinken tussen kopjes thee’. Daar komt de regel terug, dit keer met komma.
Ze viel als een hond in slaap tussen de boeken.
Schreef hetzelfde gedicht, steeds weer.
(uit : ‘Verdrinken tussen kopjes thee’)
Alles ademt perfectie en muziek in de debuutbundel van Van Gasse. Een cyclus heet ‘A day without piano’. In de aantekeningen vinden we verwijzingen naar Django Reinhardt, Sonny Rollins en Don Rayes… Een inleidend gedicht en 11 cycli vormen de hoofdmoot van de bundel. Elke cyclus wordt ingeleid door een citaat : van de zangeres Nina Simone, Hadewijch, de Japanse schrijver Sei Shonagon of een zelfcitaat. Het cyclische van de bundel wordt onderlijnd door het feit dat de allerlaatste regel ‘verdrinken tussen kopjes thee’ uit het inleidende gedicht ‘De linkse is de droefste’ terugkeert als titel van de allerlaatste cyclus. Er gebeurt niet veel in de wereld van Van Gasse. Ze praat met zichzelf of met een onbepaalde ‘jij’-persoon. Dat zijn de enige twee personages in de bundel. Meestal gebeurt er wel ‘iets’ in haar gedichten, maar het wordt allemaal zo omfloerst en mysterieus weergegeven, dat je er het raden naar hebt wat er precies aan de hand is. Maar dat vormt precies de immense poëtische kracht van de bundel.
Ergens vechten wolken
om de beste plaats.
Keien spatten lallend op,
de dag beweegt zich traag.
Er is iets geland.
(uit : ‘Het kleine, blauwe huis’)
Schrijft Lies Van Gasse hetzelfde gedicht steeds weer, zoals ze in de titel suggereert ? Het antwoord is ‘neen’. Ik vind genoeg variatie in de bundel om van een verantwoord en geslaagd debuut te mogen spreken. Wel moet ik de lezer hierbij meteen waarschuwen : dit is niet van deze tijd ! Lies Van Gasse is een anachronisme. Opmerkzaamheid is geboden. In een erg luide wereld beschrijft ze een stille, schimachtige wereld waarin weinig gebeurt en waarin niet veel beweegt. Haar uitgestrakte, poëtische stukjes zijn als bonsaiboompjes of miniaturen, waaruit al het overtollige weggehaald werd. Toch betrap ik er me op dat ik telkens weer teruggrijp naar de bundel om de gedichten opnieuw te lezen. Ik vind dat een zeer groot compliment ! Er zijn weinig dichtbundels die dit met me doen. Lies Van Gasse verdient een plaats in het pantheon van onze beste Nederlandstalige dichteressen. ‘Hetzelfde gedicht steeds weer’ is een mooi debuut en één van de merkwaardigste dichtbundels van dit jaar. Een mooie afsluiter van een poëtisch 2008.
Is zij ergens gemaakt,
dan wel voor dit :
De hunkering naar tekst,
de rammelende ribbenkast van taal.
(uit : ‘Verdrinken tussen kopjes thee’)
Hanz Mirck, ’Archiefvernietiging’, Prometheus Amsterdam 2009, ISBN : 978 90 446 1263 9.
Maarten van den Berg, ’Traktaatjes’, Prometheus Amsterdam 2008, ISBN 978 90 446 1211 0.
Lies Van Gasse, ’Hetzelfde gedicht steeds weer’, Wereldbibliotheek Amsterdam 2008, ISBN 978 90 284 2273 5.
artikel te lezen op http://www.medium4you.be/Titels-en-Traktaten.html en op http://www.urbanmag.be/artikel/1455/geen-archiefvernietiging-van-traktaten-over-telkens-dezelfde-gedichten
Ik heb iets met titels ! ‘Hetzelfde gedicht telkens weer’ is de titel van de debuutbundel van de jonge Sint-Niklase dichteres Lies Van Gasse. Automatisch zul je de gedichten in de bundel afwegen tegen deze overigens ondubbelzinnig programmatische titel. Schrijft deze jonge vrouw in haar drang naar perfectie inderdaad telkens hetzelfde gedicht ? De gedichten in ‘Traktaatjes’ van Maarten van den Berg krijgen door de verkleinvorm in de titel een zekere ambigue poëticaliteit toebemeten. De titel van de nieuwe, erg geslaagde bundel van Hanz Mirck is complexer en eigent zich een stuk realiteit toe dat buiten de dichtbundel ligt. In het laatste erg bevreemdende gedicht wordt een man overreden door een vrachtwagen met het discrete opschrift ‘Archiefvernietiging’…
KANTIAANSE SNIPPERS
In het titelgedicht van de nieuwe bundel van de jonge, Hollandse dichter Hanz Mirck gebeurt iets zeer merkwaardigs. De ‘je’-persoon in het gedicht is getuige van een bizar ongeluk op de autosnelweg. Een man met pech stapt uit zijn wagen en wordt aangereden door een vrachtwagen, waarna hij nog eens overreden wordt door verschillende auto’s. Na elke klap kruist zijn vragende blik die van zijn vrouw, die aan de overkant toekijkt. Ondanks het schrijnende voorval en de schijnbare dynamiek van het hele gebeuren, is het een vrij statisch en tergend traag gedicht. Als in een slow motion film focust alles zich op het oogcontact tussen de stervende man en de hulpeloze vrouw. Andere geluiden en bewegingen worden als in een filmscène van David Lynch weggezogen naar de achtergrond. Het verhaal verloopt van de man en de vrouw naar de ‘jij’-persoon en de vrachtwagen met het opschrift ‘archiefvernietiging’ in een filmisch procedé dat Mirck doorheen de bundel meermaals bezigt.
met dat stil opschrift haast uit het zicht
Misschien hoe je bij dit ongeluk dacht
aan geluk
(uit : ‘Archiefvernietiging’)
Misschien is het allemaal niet zo letterlijk bedoeld. Of hij nu echt getuige was van een ongeluk of niet, doet weinig ter zake. De merkwaardige driehoeksverhouding van man, vrouw en het contradictorische ‘geluk-bij-een-ongeluk’ gevoel van de toekijkende ’jij’-persoon maken het gedicht spannend. Het kijken naar kijken naar kijken ook… Mirck gebruikt een niet erg strenge sonnetvorm voor zijn gedichten. Van het sonnet behoudt hij de twee kwatrijnen en de twee terzinen en de volta in de allerlaatste strofe. De vorm van het sonnet past als gegoten bij bovenstaand titelgedicht. Elders vormt het hier en daar wel een belemmering. Ik lees te veel gedichten in ‘Archiefvernietiging’ waarin de pointe niet voldoende tot zijn recht komt en het sonnet verzandt in stroop. ‘Het donker’ is in dat opzicht één van de meest geslaagde gedichten van de bundel. Mirck roept hier een onzichtbare hand op, die ’s nacht de dingen in ons hoofd ontregelt. In feilloze bewoordingen schetst hij hier een onthutsend mysterieuze wereld.
Maar het is geen hand
en het is niet willekeurig
Het is een systeem
veel eenvoudiger
dan wij kunnen begrijpen
Feilloos
(uit : ‘Het donker’)
Vrachtwagens met het opschrift ‘archiefvernietiging’ zie je meestal geparkeerd staan aan banken, verzekeringsinstellingen en aan openbare gebouwen. Ze hebben als taak om vertrouwelijke documenten op te halen en om die door de papierversnipperaar te halen. Gewichtige dossiers worden vernietigd en versneden tot luchtige en veelkleurige onleesbare linten papier. Mirck koos de titel niet toevallig. In zijn gedichten haalt hij meermaals de realiteit door de mangel. Ook hier gebeurt een soort ‘archiefvernietiging’, maar dan in omgekeerde richting. Door een gedachte of een herinnering op papier te zetten of in een gedicht te gieten, vernietig je meteen je archief, i.c. de achterliggende gedachte of de herinnering. Dat Kantiaanse perspectief wordt bijna letterlijk vertolkt door de moeder in het schitterende gedicht ‘Zuivere rede’.
Ik kijk alleen maar even, hoor
Hebt u ook kant ? Kant. Nee, kant ! KANT !
Wacht, ik ga mijn man halen. Mijn man !
Ik ga mijn man halen ! U begrijpt mij niet
(uit : ’Zuivere rede’)
TAXIRITJES
Van de Hollandse dichter Maarten van den Berg had ik nog nooit gehoord. Volgens de achterflap van zijn debuutbundel is hij overdag dichter, schilder en beeldhouwer. ’s Nacht is hij taxichauffeur. Ik veronderstel dat ‘Traktaatjes’ zijn debuutbundel is. Ik vond nergens iets over van den Berg terug. De online Winkler Prins encyclopedie zegt dat een ‘traktaat’ een verhandeling betreffende een theologisch of een filosofisch onderwerp is. Het woord kan echter ook een verjaardags- of een nieuwjaarstraktaat betekenen of in dit geval een traktaat voor de lezers. Van den Berg noemt het zelf een ‘aanbod van bepaalde woordvolgorde s in [kort] gesteven verband ;’. De traktaatjes van Maarten van den Berg zijn kortere of langere gedichten in losse versvorm, alledaagse bespiegelingen over niet-alledaagse gebeurtenissen. De flap van de dichtbundel is een rode lijn op een sober wit vlak. Het inleidende gedicht heet ‘smetkoord’. Een smetkoord is een meetinstrument dat men gebruikt voor het aftekenen van lijnen. Een dichter bakent hier zijn wereld af.
zijn hand schiet vooruit, maakt rare krullen,
het scherpe poeder verdeelt de vlakgewreven grond.
‘lees de haren op mijn arm, ze fluisteren van kou,
ze weten waar mijn aanwezigheid,
door wortels aangevoerd, vrij spel gekregen heeft.’
(uit : ‘smetkoord’)
De gedichten van van den Berg zijn niet altijd vormvast. Relatief goede gedichten worden afgewisseld door miskleunen (‘twee aapjes’, ‘tredmolen’) In ‘staalgezicht’ en ‘zondedag’ worden de beloftevolle titels niet omgezet in goede poëzie. De fragmentarische gedichten ‘de handelsreiziger/e.v.a.’ , ‘de zwarte kilometer’ of ‘gemene deler’ drijven te veel op een idee : een taxichauffeur luistert naar de verhalen van passagiers en doet er dan iets poëticaals mee. In ‘de handelsreiziger/e.v.a’ gaat het bijvoorbeeld over een handelsreiziger, die van den Berg naar zijn favoriete call girl Eva voert. Elders wisselen jeugdherinneringen en reflecties over zijn werk als schilder en beeldhouwer elkaar af. ‘paarlen’ is één van de betere gedichten van de dichtbundel. Het is een lekker mooi en mysterieus gedicht.
zacht en plooibaar parelglas
gleed kopje-onder
in nat zand
ik greep
en heb het dood getrokken
dronken
hield ik de stukken in mijn hand
de scherven liggen in het raam
en schitteren
(uit : ‘paarlen’)
KOPJES THEE
De jonge Sint-Niklase dichteres Lies Van Gasse vond haar stek bij de Amsterdamse uitgeverij Wereldbibliotheek. Dat is een zeer goede zaak. Een debuut is een riskante onderneming. Het kan je maken of het kan je breken. Bij Wereldbibliotheek zit je op dat vlak goed. De poëtische productie is kwalitatief hoogstaand en steevast erg mooi uitgegeven met veel inspraak voor de beginnende auteur. Van Gasse ontwierp zelf de omslagillustratie en de schetsen binnenin. Ze koos ook de titel ‘Hetzelfde gedicht steeds weer’. Een titel waar ik – eerlijk is eerlijk – in eerste instantie een beetje van schrok en waar ik wat bedenkingen bij had, wegens het al te programmatische dat erin vervat lag. Tot ik de titel echter kon plaatsen in het laatste gedicht van de bundel uit de cyclus ‘Verdrinken tussen kopjes thee’. Daar komt de regel terug, dit keer met komma.
Ze viel als een hond in slaap tussen de boeken.
Schreef hetzelfde gedicht, steeds weer.
(uit : ‘Verdrinken tussen kopjes thee’)
Alles ademt perfectie en muziek in de debuutbundel van Van Gasse. Een cyclus heet ‘A day without piano’. In de aantekeningen vinden we verwijzingen naar Django Reinhardt, Sonny Rollins en Don Rayes… Een inleidend gedicht en 11 cycli vormen de hoofdmoot van de bundel. Elke cyclus wordt ingeleid door een citaat : van de zangeres Nina Simone, Hadewijch, de Japanse schrijver Sei Shonagon of een zelfcitaat. Het cyclische van de bundel wordt onderlijnd door het feit dat de allerlaatste regel ‘verdrinken tussen kopjes thee’ uit het inleidende gedicht ‘De linkse is de droefste’ terugkeert als titel van de allerlaatste cyclus. Er gebeurt niet veel in de wereld van Van Gasse. Ze praat met zichzelf of met een onbepaalde ‘jij’-persoon. Dat zijn de enige twee personages in de bundel. Meestal gebeurt er wel ‘iets’ in haar gedichten, maar het wordt allemaal zo omfloerst en mysterieus weergegeven, dat je er het raden naar hebt wat er precies aan de hand is. Maar dat vormt precies de immense poëtische kracht van de bundel.
Ergens vechten wolken
om de beste plaats.
Keien spatten lallend op,
de dag beweegt zich traag.
Er is iets geland.
(uit : ‘Het kleine, blauwe huis’)
Schrijft Lies Van Gasse hetzelfde gedicht steeds weer, zoals ze in de titel suggereert ? Het antwoord is ‘neen’. Ik vind genoeg variatie in de bundel om van een verantwoord en geslaagd debuut te mogen spreken. Wel moet ik de lezer hierbij meteen waarschuwen : dit is niet van deze tijd ! Lies Van Gasse is een anachronisme. Opmerkzaamheid is geboden. In een erg luide wereld beschrijft ze een stille, schimachtige wereld waarin weinig gebeurt en waarin niet veel beweegt. Haar uitgestrakte, poëtische stukjes zijn als bonsaiboompjes of miniaturen, waaruit al het overtollige weggehaald werd. Toch betrap ik er me op dat ik telkens weer teruggrijp naar de bundel om de gedichten opnieuw te lezen. Ik vind dat een zeer groot compliment ! Er zijn weinig dichtbundels die dit met me doen. Lies Van Gasse verdient een plaats in het pantheon van onze beste Nederlandstalige dichteressen. ‘Hetzelfde gedicht steeds weer’ is een mooi debuut en één van de merkwaardigste dichtbundels van dit jaar. Een mooie afsluiter van een poëtisch 2008.
Is zij ergens gemaakt,
dan wel voor dit :
De hunkering naar tekst,
de rammelende ribbenkast van taal.
(uit : ‘Verdrinken tussen kopjes thee’)
Hanz Mirck, ’Archiefvernietiging’, Prometheus Amsterdam 2009, ISBN : 978 90 446 1263 9.
Maarten van den Berg, ’Traktaatjes’, Prometheus Amsterdam 2008, ISBN 978 90 446 1211 0.
Lies Van Gasse, ’Hetzelfde gedicht steeds weer’, Wereldbibliotheek Amsterdam 2008, ISBN 978 90 284 2273 5.
artikel te lezen op http://www.medium4you.be/Titels-en-Traktaten.html en op http://www.urbanmag.be/artikel/1455/geen-archiefvernietiging-van-traktaten-over-telkens-dezelfde-gedichten
Sunday, December 07, 2008
Het hellende paadje van Maeterlinck
Over de oorlogscanon van Geert Buelens
Op 11 november trekken duizenden mensen naar de lijkenvelden van de Westhoek. De hoeveelheid achterneven, achternichten, verre nazaten en familieleden, die naar de oorlogskerkhoven van Ieper en omstreken komen afzakken om een laatste groet te brengen aan hun in de Eerste Wereldoorlog gesneuvelde bloedverwant, stemt tot nadenken. De Eerste Wereldoorlog sterft niet. Na 90 jaar blijft de nalatenschap bestaan. Dat komt ten dele omdat de oorlog zo tastbaar en zichtbaar is in het landschap van de Westhoek. De Eerste Wereldoorlog liet ook een berg papier achter. In de jaren voor, tijdens en na de oorlog waande ieder zich plots schrijver. Geert Buelens bracht met twee fenomenale naslagwerken orde in de onoverzichtelijke stapels gedichten uit de Eerste Wereldoorlog.
'Het lijf in slijk geplant. Gedichten uit de Eerste Wereldoorlog.' Samengesteld en ingeleid door Geert Buelens, Ambo/Manteau 2008, ISBN 978 90 223 2289 5.
Geert Buelens, 'Europa Europa! Over de dichters van de Grote Oorlog.' Ambo Manteau 2008, ISBN 978 90 223 2290 1.
artikel te lezen op http://www.medium4you.be/Het-hellende-paadje-van.html en binnenkort op www.urbanmag.be
Op 11 november trekken duizenden mensen naar de lijkenvelden van de Westhoek. De hoeveelheid achterneven, achternichten, verre nazaten en familieleden, die naar de oorlogskerkhoven van Ieper en omstreken komen afzakken om een laatste groet te brengen aan hun in de Eerste Wereldoorlog gesneuvelde bloedverwant, stemt tot nadenken. De Eerste Wereldoorlog sterft niet. Na 90 jaar blijft de nalatenschap bestaan. Dat komt ten dele omdat de oorlog zo tastbaar en zichtbaar is in het landschap van de Westhoek. De Eerste Wereldoorlog liet ook een berg papier achter. In de jaren voor, tijdens en na de oorlog waande ieder zich plots schrijver. Geert Buelens bracht met twee fenomenale naslagwerken orde in de onoverzichtelijke stapels gedichten uit de Eerste Wereldoorlog.
'Het lijf in slijk geplant. Gedichten uit de Eerste Wereldoorlog.' Samengesteld en ingeleid door Geert Buelens, Ambo/Manteau 2008, ISBN 978 90 223 2289 5.
Geert Buelens, 'Europa Europa! Over de dichters van de Grote Oorlog.' Ambo Manteau 2008, ISBN 978 90 223 2290 1.
artikel te lezen op http://www.medium4you.be/Het-hellende-paadje-van.html en binnenkort op www.urbanmag.be
Friday, December 05, 2008
Al Galidi for president!
De Irakees Rodaan Al Galidi streek een tiental jaar geleden neer in Nederland. Dat was in de tijd dat een mens zonder papieren nog aangeschoten wild was voor de Nederlandse regering. Al Galidi bekwaamde zich van opvangcentrum naar opvangcentrum in het Nederlands en begon boeken te schrijven, zowel romans als dichtbundels. De mix van gortdroge humor, kritische observatie en Iraakse verteltrant maakte van hem een ware succesauteur. Hij weigerde echter het 'generaal pardon' van de Nederlandse regering en trok naar België. In zijn vorige dichtbundel 'De herfst van Zorro' lag de wrange maatschappijkritiek er nog vuistdik op. Zijn nieuwe dichtbundel 'De laatste slaaf' is een stuk complexer. De ironie kruipt hier onder de huid van de taal. Al Galidi leert met 'De laatste slaaf' de Hollanders opnieuw lezen.
'De laatste slaaf. Biografie van een terugkeer.' van Rodaan Al Galidi, Meulenhoff/Manteau 2008, ISBN 978 90 8542 166 5.
artikel te lezen op http://www.urbanmag.be/artikel/1452/al-galidi-for-president en op http://www.medium4you.be/Al-Galidi-for-president.html
'De laatste slaaf. Biografie van een terugkeer.' van Rodaan Al Galidi, Meulenhoff/Manteau 2008, ISBN 978 90 8542 166 5.
artikel te lezen op http://www.urbanmag.be/artikel/1452/al-galidi-for-president en op http://www.medium4you.be/Al-Galidi-for-president.html
Subscribe to:
Posts (Atom)