Saturday, June 26, 2010

An Paenhuysen, De nieuwe wereld – de wonderjaren van de Belgische avant-garde [1918-1939]

TEGENSTEMMEN IN DE KUNSTWERELD

Het onorthodoxe boek 'De nieuwe wereld - De wonderjaren van de Belgische avant-garde' van kunsthistorica An Paenhuysen geeft een heel eigen kijk op de Belgische avant-gardistische kunstwereld van het interbellum. Het internationale kunsticoon René Magritte bekleedt in dit boek geen centrale plaats. In de plaats daarvan concentreert Paenhuysen zich op minder bekende en uitgeweken 'randfiguren' uit het interbellum zoals Paul Joostens, Seuphor, Paul Nougé en vooral de Brusselaar Edouard Mesens. 'Wat haar eigentijdsheid en haar voorhoedepositie betreft, geniet de Belgische artistieke avant-garde geen goede faam. Zij leek haar naam niet waar te maken. In de internationale kunst- en onderzoekswereld is zij veelal een blind spot of wordt zij soms als een vergeten exotisme opgerakeld', aldus An Paenhuysen.

Het begin van de Belgische avant-garde situeert Paenhuysen bij het tragische lot van de vergeten Antwerpse futurist Jules Schmalzigaug, de zoon van Duitse immigranten. De kunstenaar Schmalzigaug onttrok zich aan het provinciaalse nest Antwerpen en trok in vrijwillige ballingschap naar het buitenland, waar hij in contact kwam met uitgeweken landgenoten en met het futurisme. Een nomadische trektocht langs de grootsteden Berlijn, Parijs en Venetië was voor hem tegelijk een zoektocht naar de juiste avant-garde. Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog vluchtte hij halsoverkop terug naar België. De oorlogsomstandigheden dwongen hem om naar het neutrale Den Haag te verhuizen. Op 13 mei 1917 maakte de neurasthenische Schmalzigaug aldaar een einde aan zijn leven.

De Eerste Wereldoorlog bood een nieuwe generatie Belgische kunstenaars een tijd van onbeperkte mogelijkheden. De oorlog ontlokte revolte bij de jongeren aan en gaf een vruchtbare bodem voor hun avant-gardisme. Het eeuwenoude generatieconflict tussen ouderen en jongeren werd uitgevochten in een vernietigende oorlog. Tijdens de oorlogsjaren werd de grootstad ontdekt. In 1916 publiceerde Paul Van Ostaijen de dichtbundel ‘Music Hall’, een verslag van het leven in de stad met ‘haar auto’s, haar trems, haar electrisch licht, haar koffiehuizen en bioscopen; telefoon, vliegmachine, fiets en lantaarnpaal’. Ook na de oorlog bleef het snelle stadsleven de avant-gardisten inspireren. Zij probeerden een adequaat antwoord te vinden op de overvloed aan sensoriële stimuli die het stadsleven met zich meebracht.

Paenhuysen toont aan hoe nauw avant-garde samenhangt met ballingschap. Na de oorlog vonden verschillende Belgische avant-gardisten gedwongen of ongedwongen de weg naar het naoorlogse en revolutionaire Berlijn. Zowel Van Ostaijen en de minder bekende Clément Pansaers, Jozef Peeters of Fernand Berckelaers trokken naar Berlijn om er de sfeer op te snuiven. Het beeld dat ze hadden van de Duitse hoofdstad strookte echter niet met hun verwachtingen. De Belgen voelden zich onwennig in de ‘brede en koude straten van Berlijn, die aanvoelden alsof het alle dagen zondag was’. Geen enthousiast beeld dus. De aandacht verschoof al gauw naar de metropool Parijs. Fernand Berckelaers vond in het begin van de jaren ‘20 de weg naar Parijs, dat hun nieuwe kunstenaarsthuis werd. Hij veranderde zijn naam in Seuphor.

In 1926 werd in Brussel de start van een surrealistische groep ingeluid. De inspiratie vormden de Parijse surrealisten, maar de Brusselaars onder leiding van Paul Nougé, ELT Mesens en René Magritte zetten zich meteen af tegen de surrealistische droomwereld van hun Parijse leermeesters en kozen voor subversieve actie. De dreiging maakte bij de Brusselse groep deel uit van haar methode. De Parijse surrealisten wijdden zich aan de analyse van het onderbewuste en de droom. De Brusselse surrealisten richtten zich met subversieve actie tegen de burgerlijke maatschappij. In ’37 beklaagde Mesens zich in een brief over het proviciaalse Belgische kunstbeleid: ‘De Belgen begrijpen niet, en hun regering nog minder, dat een kunstschool die enkel lokale bekendheid heeft, gedoemd is te vegeteren…’

An Paenhuysen biedt geen overzicht van de avant-garde in het interbellum. Ze legt in een heldere taal en haarfijn de relaties bloot tussen het Belgische avant-gardisme en haar internationale mede- of tegenstanders in Venetië, Berlijn en Parijs. Ze toont aan dat avant-garde onverbrekelijk verbonden is met ballingschap. Kunstenaars ontvluchtten de beperkingen van de provincie en trokken naar de metropolen. Toen de verhouding tussen centrum en periferie na ’45 verloren door de globalisering, loste ook de avant-garde op. Opmerkelijk is dat ze in haar slotwoord Brussel de perfecte ‘postmetropool’ noemt. Het ontbreekt Brussel aan een synthese, schrijft ze, waardoor elk totalitair project ontbreekt. Voor Paul Nougé was het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog ‘het einde van een stad, van een tijd, van een idee’. ‘De nieuwe wereld' is een must voor kunstliefhebbers, die graag iets dieper graven.

recensie verscheen op http://www.cuttingedge.be/books/reviews/236363-nieuwe-wereld-de-wonderjaren-van-de-belgische-avant-garde-1918-1939-

Wednesday, June 23, 2010

Michael Scott, ‘Het wrede ontwaken van een nieuwe wereld’

“Wanneer toch, wanneer zult u, mannen van Athene, doen wat nodig is? Wanneer wàt zal gebeuren? ‘Wanneer, bij Zeus, een noodzaak daartoe zal bestaan!’ Waarvoor moet men dan hetgeen thans aan het gebeuren is, wel houden? Ik meen immers dat voor vrije lieden schaamte over de situatie waarin zij zijn verzeild, de meest dwingende noodzaak is. Of verkiest u – zeg het mij! – te blijven rondslenteren en aan elkaar te blijven vragen: ‘Is er nieuws?’? Kan er wel groter nieuws te horen zijn dan het nieuws dat een Makedoniër op Atheners de ene overwinning na de andere behaalt en de zaken van de Hellenen doorlopend bereddert?”

Demosthenes, ‘Eerste Philippische Redevoering’, vertaling: Jean-Baptiste Sissau, 22 oktober 1968, pag. 5-6.

404 v.Chr. Het Spartaans leger belegert Athene en blokkeert de haven Piraeus, die de levensader vormde van de graanvoorziening van het dichtstbevolkte gebied van de toenmalige wereld. De roemruchte democratie Athene aanvaardt zijn nederlaag. Het Atheense rijk is dood. Mei 2010. Griekse jongeren bestormen het parlement en nemen het ei zo na in. De Griekse democratie wankelt weer. De financiële problemen, waarmee Griekenland worstelt, zijn niet nieuw. De vierde eeuw voor Christus was een periode van drastische veranderingen en bezuinigingen. Michael Scott focust op die die cruciale periode in de antieke Griekse geschiedenis. In tijden van massale geschiedvervalsing en van algemene culturele amnesie is zo’n boek van levensbelang. Het frist ons geheugen op en legt een parallel van het verleden naar het heden. Het verleden verschaft ons immers de middelen om datgene te scheppen wat we voor de toekomst belangrijk achten.

Wat voorafging: de gouden eeuw van Pericles. Pericles (490 v. Chr. – 429 v. Chr.) was de grootste staatsman van Athene tijdens de culturele en politieke bloeitijd van de stad tijdens de 5de eeuw v. Chr. Hij behoorde tot de democratische stroming van de Atheense politiek. Als veldheer leidde hij veldtochten tegen Boeotië en Aigina en vestigde hij de hegemonie van Athene. Hij vormde de Delische Bond om tot een leidend Atheens imperium. Hij onderhandelde een langdurige vrede met Sparta. In de binnenlandse politiek versterkte hij de democratische instellingen door minder bedeelde burgers democratische rechten te verlenen. In 431 v.Chr. brak de Peloponnesische oorlog uit. Ontevredenheid leidde tot een afzetting van Pericles maar in 429 v.Chr. werd hij herkozen. In dat jaar overleed hij aan de pest, de vreselijke ziekte die de Atheense bevolking in korte tijd decimeerde.

Wat volgde: na de dood van Pericles volgden 30 jaar chaos en verval. De voortdurende aanvallen van de Spartanen op de Atheense stadsstaat holden het gezag van de democraten uit. Voeg daarbij een economische en financiële crisis van jewelste plus drie opeenvolgende pestepidemieën die de bevolking decimeerden en je hebt het recept voor een debacle. Na de nederlaag tegen Sparta werden de vestingsmuren rond Athene gesloopt. Een raad van 30 tirannen nam het bestuur van de stad over. Nadat de tirannen korte tijd later verdreven werden, werd de democratie gedurende korte tijd in ere hersteld. Intussen dook in het Oosten een nieuw gevaar op. In Macedonië was een oppermachtige dynastie opgestaan. Philippus van Macedonië liep in 338 v. Chr. In Chaeronea de verenigde Thebaanse en Atheense legers onder de voet. Zijn zoon Alexander deed het nog beter. Hij wierp zich als heerser over Griekenland en veroverde in die hoedanigheid het Perzische rijk. Na zijn dood viel het rijk ten prooi aan anarchie en tirannie. Dat alles speelde zich af in nauwelijks 100 jaar.

Michael Scott belicht in zijn boek uitsluitend de periode tussen de dood van Pericles en de dood van Alexander. Het is een cruciale periode in de antieke geschiedenis. ‘Het wrede ontwaken’ is een vlot geschreven boek dat zich richt tot een breed publiek. De talloze referenties naar hedendaagse situaties maken het boek zeer toegankelijk. Soms maakt Scott het wat te gortig. Hij vindt bijvoorbeeld vergezochte overeenkomsten tussen de geschriften van Isckrates en Obama. Pagina’s na pagina’s worden gewijd aan een levensbeschrijving van Alexander de Grote die gekopieerd lijkt uit de grandioos mislukte Hollywoodfilm van een paar jaar terug. Demosthenes wordt omschreven als een ‘prince of darkness’, een rechtstreekse verwijzing naar de Amerikaanse havik Richard Perle die de tweede Golfoorlog in gang stak. Lessen trekken uit het verleden voor het heden? Gelukkig relativeert zijn inspanningen in een nawoord: ‘Graven in de geschiedenis houdt in dat we graven in een wereld die uit drijfzand bestaat, en toch kunnen we ons niet veroorloven om die wereld te negeren.’

Michael Scott, ‘Het wrede ontwaken van een nieuwe wereld – Ondergang en herrijzenis van het antieke Griekenland’, vertaald door Rogier van Kappel, Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam 2010, ISBN 978 90 351 3456 0.

recensie verscheen eerder op http://www.cuttingedge.be/books/reviews/235960-wrede-ontwaken-van-een-nieuwe-wereld

Tuesday, June 22, 2010

Oneohtrix Point Never - 'Returnal'

ALIEN MET HOOIKOORTS

Van de overkant van de grote plas komt een nieuwe muzikale stroming op ons af. Een clevere journalist vond de naam ‘hypnagogic music’ uit voor het genre. Vrij vertaald betekent dat zoiets als ‘droom-’ of ‘hypnoseopwekkend’. De veelal spacey en droney muziek grijpt terug naar de Europese kosmische muziek en de krautrock van de jaren zeventig en tachtig. In tijden van crisis kopen Amerikaanse jongeren oude en goedkope analoge synths. Ze luisteren naar oude platen van Klaus Schulze, Popol Vuh of Tangerine Dream... Hun muziek klinkt navenant. De hypnagogics vormen geen aaneengesloten groep maar opereren los van elkaar in verschillende delen van de States op soms meer dan duizend kilometer van elkaar. De belangrijkste exponenten van het genre op dit ogenblik zijn Emeralds uit Cleveland en schrijver/musicus Daniel Lopatin aka Oneohtrix Point Never uit Massachussets.

‘Returnal’ is het vierde album van Daniel Lopatin. Eind 2009 verscheen de indrukwekkende dubbele cd set ‘Rifts’, waarop hij zijn drie vorige albums ‘Betrayed in the Octagon’, ‘Zones Without People’ en ‘Russian Mind’ compileerde. Het album werd in Engeland opgepikt werd door het vooraanstaande muziekblad The Wire en Oneohtrix werd uitgeroepen tot een hype. De Britten waren meteen wild van de sound van Oneohtrix Point Never. Aan het vierde album ‘Returnal’ werd dan ook heel veel zorg besteed. Pita Rehberg van het Weense Editions Mego was er als de kippen bij om de cd te releasen op zijn label. De Amerikaanse veelgevraagde undergroundproducer James Plotkin masterde de plaat. Stephen O’Malley van het gitzwarte collectief Sunn))))o verzorgde de hoes. Het betekent wel wat als je zo’n namen achter je krijgt. De verwachtingen waren dan ook hooggespannen voor ‘Returnal’.

Lopatin lost die verwachtingen behoorlijk in. Hij haalt zijn inspiratie uit science-fiction en utopische toekomstvisies. Het album begint erg atypisch met het chaotische ‘Nil Admirari’, een zinderende en kletterende noisetrack inclusief gemuteerde klaagzang. Het nummer doet wat denken aan wat O.S.T., Phthalocyanine, Low Res of Eight Frozen Modules eind jaren negentig uitrichtten met oude apparatuur. Op ‘Describing Bodies’ en ‘Stress Waves’ neemt hij gas terug voor een kamerbreed uitgemeten synthesizersound en diepe atmospherics. Echt interessant wordt het album op de titeltrack ‘Returnal’ met een vocal als een alien met hooikoorts. ‘Returnal’ is een vreemde bijna buitenaardse ballade die de hype rechtvaardigt en zich in je geheugen nestelt. Op de melancholische sounscapes ‘Pelham Island Road’ en ‘Where Does Time Go’ en het ambient werkstuk ‘Ouroboros’ breekt de zon even door het duister om dan meteen weer kopje onder te duiken in het dreigende en percussieve ‘Preyouandi’ dat eindigt met een bijna hymnisch zingende hogepriester Lopatin. Of is het een sample? ‘Returnal’ is een hoogst origineel album dat gemaakt werd met oeroude instrumenten. We kunnen niet wachten om meer van deze band te horen!

Oneohtrix Point Never, 'Returnal', albumreview op http://www.cuttingedge.be/music/reviews/235677-oneohtrix-point-never-returnal-

Jon Hassell, 'Last night the moon came dropping its clothes in the street'

Ellington’s arrangement of “Caravan” makes the song. Starting in a minor key and performed with a Middle Eastern beat, the music creates an exotic atmosphere, all the while conjuring up such elements as camels, tents and the desert. - Jeremy Wilson over de jazz-standard ‘Caravan’ van Duke Ellington/Juan Tizol, www.jazzstandards.com

Eind jaren tachtig van de vorige eeuw was fusionjazztrompettist Jon Hassell in muzikaal opzicht zo hot dat hij in het zog van Eno’s Opal label een deal in de wacht sleepte met major Warner Brothers. Twee overgeproduceerde albums vol steedse rap- en hiphopinvloeden later ('City: Works of Fiction' uit 1990 en 'Dressing For Pleasure' uit 1994) sprong de deal af. Hassell zat een tijdlang zonder platencontract. Na een periode van herbronning kwam in 1999 het sobere 'Fascinoma' uit op het piepkleine Water Lily Acoustics, in een productie van niemand minder dan Ry Cooder met ondersteuning van akoestische zwaargewichten als Jacky Terrasson, Jamie Muhoberac, Rick Cox, e.a.

Voor 'Last night the moon came dropping its clothes in the street' werkte jazztrompettist Jon Hassell voor de eerste maal rechtstreeks samen met het vooraanstaande ECM-jazzlabel van Manfred Eicher. De opnames gebeurden in de Studios La Buissonne in de Franse Vaucluse. Na een aantal problematische pogingen tot samenwerking, waaruit bleek dat de ‘magie’ er niet echt was, ging elk zijn eigen weg. Toen de releasedate van het album eraan kwam, zat Hassell met de handen in het haar. Uit enkele sessies met Peter Freeman van zijn band Maarifa Street en opnames ten huize van gitarist Rick Cox had hij een album samengesteld met een mix van studio- en liveopnames.

Te eclectisch voor jazzpuristen en niet cerebraal genoeg voor de experimentele jazzmusici. Zo zou je de loopbaan van Hassell kunnen omschrijven. Van ‘Vernal equinox’ uit 1977 tot ‘Last night the moon came…’ verliepen vier grillige decennia met een vijftiental zeer verscheiden albums op diverse labels en evenveel opvallende samenwerkingen, met onder meer Talking Heads, Peter Gabriel en David Sylvian. Manfred Eicher drukte vooral zijn stempel op het eerste nummer ‘Aurora’. De bijna onherkenbaar gemuteerde trompet van Hassell werd ver naar achteren in de mix weggestopt ten voordele van de athmospherics en live sampling van Jan Bang. Het is gelukkig de enige echte ECM-track op de cd.

Pure Fourth World op ‘Abu Gil’: noord en zuid vinden elkaar in deze ode aan de orkestrale composities van vadertje Gil Evans. Flarden ‘Caravan’ en Evans drijven voorbij terwijl de oosters klinkende viool van Kheir Eddine M’Kachiche zich aanschuurt tegen de zwevende trompet van Hassell en de gitaar van Eivind Aarset. ‘Courtrais’ werd in november 2007 opgenomen tijdens een optreden in Kortrijk met een droombezetting, waaronder percussionist Steve Shehan, bassist Peter Freeman en de Noorse jazzvirtuoos Jan Bang.

Het tempo zakt drastisch op de door de bas van Freeman en de trompet van Hassell gedragen atmosferische tracks ‘Northline’, ‘Blue period’ (een herwerking van ‘Amsterdam blue’ van de soundtrack van de Wim Wenders film ‘Million dollar hotel’) en het vederlichte ‘Light on water’. De rest van het album wordt opgevuld met de ultrakorte muzikale miniaturen ‘Clairvoyance’ en ‘Scintilla’. 'Geluid als kalligrafie', vatte Hassell zijn werkmethode samen in een recent interview met het internetmagazine All That Jazz. Een puike prestatie!

dit artikel verscheen onder de titel 'Blazen naar de maan' op http://www.cuttingedge.be/music/reviews/235445-jon-hassell-last-night-the-moon-came-dropping-its-clothes-in-the-street-

Jotie T'Hooft, 'Verzameld werk'

T’HOOFT, HET HART & DE HANDEN

Als Jotie T’Hooft nog geleefd had, wie of wat was hij dan geweest? Een Freddi Smekens, die hangend aan een toog in Brussel in zijn eigen bierlucht gedichten citeert? Een Marcel Van Maele, die ‘de tijdsgeest met een zelfde meesterschap en zekerheid verwoordt als een Allen Ginsberg in Amerika’? Of een Leonard Nolens, die ‘allitererend en woordversmeltend bij de critici een dor gerochel doet ontstaan over de grens tussen poëzie en proza’? Of nog, was hij een Hugues C. Pernath geworden, op ‘vrij eenzame hoogte door zijn brede, meeslepende verwoording en zijn grootse visie’? Zeker is dat een groot deel van de geschriften, die in zijn ‘Verzameld werk’ opgenomen werden, nooit het daglicht zouden gezien hebben. Welk schrijver kan immers verdragen dat zijn vroegste pennenvruchten aan de spiedende en vernietigende blik van de critici blootgegeven worden? Niettemin …

Leg je de turf zo voor je, dan lijkt hij wat op een zwierig doodskistje: inktzwart, ingelijst met wat paars en een schattig zwart lintje in het boek gevouwen. De overwegend donkere kaft wordt versierd met psychedelische, zilveren letters die 'Jotie T'Hooft, Verzameld werk' en de naam van de uitgeverij spellen. Ook de binnenkant oogt prachtig: mooi zetwerk en een papiersoort die eerder doet denken aan een nieuwe versie van de bijbel dan aan een gedichtenbundel. De gedichten, teksten en brieven zijn zorgvuldig verzameld en geannoteerd door Marie Lesy, met een verantwoording maar geen echt voorwoord. Hoger ingeschatte dichters hebben het ooit met minder moeten doen.

Het ‘Verzameld werk' telt negenhonderd bladzijden. T'Hooft drukt je met de neus op de feiten. De veel te jong gestorven schrijver had van in het begin een zeer duidelijke visie. Dat merk je doorheen dit boek. Wars van overdreven sentiment en goedkope emotie, kon hij van bij het prilste begin van zijn schrijverscarrière al vrij hard uit de hoek komen en je compromisloos bij de lurven vatten met zijn woorden. In het gedicht ‘De zee' schrijft hij ‘de zee een vals gebit/machteloos frazelend/tussen de kale dijken/van een vervuild bestaan'. Dit zijn geen woorden van een overgroeide puber! Het is allemaal vroegrijp, maar T'Hooft is ons insziens nooit minder dan aangrijpend. Voor deze uitgave is gekozen om geen ingrepen te doen en om zijn taal- en spellingsfouten niet te verschonen en de teksten te laten zoals hij ze schreef. Dat verhoogt in grote mate de authenticiteit van de geschriften.

Marie Lesy leverde prachtig werk met deze uitgave. Er werd geen selectie gemaakt op basis van criteria als kwaliteit of afgewerktheid. De editie maakt alle overgeleverde documenten voor een ruim publiek toegankelijk in een verzorgde editie met een minimum aan ingrepen, die in een hoofdstuk ‘Tekstconstitutie' nog eens minutieus opgesomd worden. Voor het eerst krijgt het lezerspubliek een sober werk zonder overdaad aan biografische informatie en beeldmateriaal. Zoals Lesy het stelt in haar verantwoording: dit ‘Verzameld werk' is een terugkeer naar de bron, zonder pittige details of voyeurisme.

De enige toegeving die ze doet, is de inlassing van drie interviews naar aanleiding van de verschijning van ‘Junkieverdriet', onder meer met Daniel Billiet van de Poëziekrant, met Luuk Gruwez en met W.M. Roggeman. Generaties en generaties laafden zich al aan het werk van T'Hooft. De nieuwe uitgave stelt zijn werk zoals het was opnieuw tentoon voor een nieuwe generatie jongeren en ouderen. Het laatste woord over Jotie T'Hooft is bij deze nog niet geschreven.

'Verzameld werk' van Jotie T'Hooft, Meulenhoff/Manteau, 2010, ISBN 978 90 8542 181 8.

recensie verscheen op www.cuttingedge.be

Paul Celan, Ingeborg Bachmann, 'Een dramatische liefde - Briefwisseling Ingeborg Bachmann-Paul Celan'

WATER EN VUUR

Veertig jaar geleden gooide Paul Celan zich van de Parijse Pont Mirabeau. De Joods-Roemeense dichter overleefde een naziwerkkamp, maar antisemitische aanvallen op zijn werk en plagiaatbeschuldigingen dreven hem van depressie naar psychische instorting en ten slotte naar de dood. De Duitse schrijfster Ingeborg Bachmann stierf op 17 oktober 1973 in een ziekenhuis in Rome aan de gevolgen van een woningbrand. De these van een zelfmoord werd nooit uitgesloten. De twee tenoren van de Duitse literatuur begonnen in 1948 een 'exemplarische' liefdesrelatie waaruit tussen 1948 en 1967 een intense briefwisseling ontstond.

Bachmann en Celan ontmoetten elkaar voor het eerst tijdens het voorjaar van ’48 in het naoorlogse Wenen. Eind september van dat jaar verscheen zijn eerste bejubelde dichtbundel ‘Der Sand aus den Urnen’. De jonge veelbelovende studente Bachmann promoveerde met een proefschrift over Heidegger. Moeizame pogingen om een vergelijk te vinden liepen vast op onverzoenlijke tegenstellingen en pijnlijke meningsverschillen. De eerste brieven klinken bijna euforisch en lyrisch. Na verloop van tijd krijgt de briefwisseling een bittere ondertoon.

Eind december '50 ontmoetten ze elkaar in Parijs. Daarna zou het vier jaar duren voor de twee schrijvers opnieuw met elkaar in contact kwamen. Eind '56 verbleef Bachmann zonder medeweten van Celan in Parijs. Het onwaarschijnlijke gebeurde. In oktober '57 troffen ze elkaar ‘onverwachts’ op een symposium over literatuurkritiek. De liefdesrelatie werd kortstondig hervat. Een periode van intense briefwisseling volgde. Celan overstelpte Bachmann met brieven en gedichten. Dit keer was zij het die hem op een afstand hield. Hij was immers getrouwd en hij had een zoon. 'Je weet ook: je was, toen ik je ontmoette, beide voor mij: het zinnelijke en het geestelijke. Dat kan nooit gescheiden worden, Ingeborg.'

Eind '57 en einde '58 reisde Celan nog drie keer naar München om bij Bachmann te zijn. Wenen, Parijs en München werden later de referentie voor meerdere gedichten. Eind juni 1958 verbleef Ingeborg Bachmann een poos in Parijs. Ze ontmoette er zowel Celan als zijn vrouw Gisèle Lestrange. Enkele maanden later begon ze een relatie met de romanschrijver Max Frisch. Celan kreeg het almaar moeilijker. Plagiaatbeschuldigingen, antisemitische aanvallen op zijn werk, een zeer kwetsende recensie van de Duitse criticus Günter Blöcker brachten hem op het randje van de wanhoop. Vastgeraakt in een verzengende spiraal van groeiend onbegrip, manische depressie en uiteindelijk complete waanzin, probeerde hij op 24 november '65 zijn vrouw te vermoorden.

‘Een dramatische liefde’ is geen evident boek. De confronterende lectuur vraagt om een voortdurende concentratie en aandacht. De soms pijnlijk persoonlijke brieven, telegrams en korte notities zijn slechts onderbrekingen van de diplomatische stilte tussen Celan en Bachmann. Uit angst om elkaar nog verder te kwetsen blijft veel daarbij ongezegd. Celan en Bachmann waren zich bewust van hun belangrijke positie in de naoorlogse Duitstalige literatuur en van de invloed die ze op elkaar hadden. Ze zagen het belang in van hun briefwisseling, hoe sporadisch die ook verliep. Ondanks de onoverbrugbare persoonlijke tegenstellingen, blijven ze voor eeuwig verbonden door de brieven die een brug schiepen naar hun beider oeuvre. Dat hun levenslot bijzonder tragisch verliep, geeft aan hun correspondentie na bijna een halve eeuw een mythische draagkracht.

recensie verscheen op www.cuttingedge.be

'Een dramatische liefde - Briefwisseling Ingeborg Bachmann-Paul Celan', vertaald door Paul Beers, Meulenhoff/Persona, 2010, ISBN: 9 789029 084789.

Monday, June 21, 2010

Osh. As it was (story of militia major)

"Mercenaries – bluff. Drug kingpins – bluff. Criminal – bluff. I do not know who invented it and why. To justify the carnage? There is no work for mercenaries here. Drug kingpins and criminal trouble waters? In the calm and cozy Osh they were carefree. They did not need this war at all. They have gone to bottom now. Snipers? Yes, they exist. Believe me. I cannot disclose operative and investigative secrets. But snipers existed and still remain in plenty."

http://eng.24.kg/community/2010/06/21/12173.html

Brendan Perry - 'Ark'


KLAAGZANGEN VAN EEN OUDE MAN

De laatste wereldtournee van Dead Can Dance dateert alweer van 2005. Of het duo Brendan Perry en zijn muse Lisa Gerrard ooit nog samen zal optreden, is zeer de vraag. Gerrard legde zich intussen met veel succes toe op soundtracks voor grootse Hollywoodproducties. Haar stem kon je onder meer horen in Russell Crowe’s ‘Gladiator’. Vorig jaar ging ze op tournee met krautrocker Klaus Schulze. Perry trok zich terug in relatieve isolatie in het dorpje Cavan op het Ierse platteland waar hij zich toelegde op muziek, astronomie en arboricultuur. Zijn eerste soloplaat ‘Eye Of The Hunter’ uit 2003 werd opgenomen in zijn eigen Quivvy Church studio in County Cavan. Zeven jaar later ligt zijn tweede worp hier voor ons. Het in eigen beheer uitgebrachte ‘Ark’ is een typische Brendan Perry album geworden maar dan wel één met met een duister randje.

Dat Dead Can Dance tijdens zijn bijna 20-jarig bestaan last had van een zeker cultuurpessimisme en een uiterst sombere visie op de wereld, is een understatement. Het was de prachtige stem van Lisa Gerard die meermaals de balans deed overslaan en die het muzikaal palet van de groep verrijkte. Zij liet het licht toe in veel van de albums van Dead Can Dance. De songs, die door Brendan Perry gezongen werden, handelden meestal over het onrecht in de wereld en ze gaven blijk van een bijna ondraaglijke smart en melancholie om het voorbijgaan van de tijd en het verval van de wereld. Velen kickten vooral op het stemgeluid en het charisma van Lisa. Ons blijft de gedragen stem van Brendan Perry het meeste bij. ‘Ulysses’, ‘Anywhere out of the world’ en ‘Severance’ behoren tot onze favoriete songs aller tijden.

Een soloalbum van Perry verschilt in eerste instantie niet zo gek veel van een gewoon Dead Can Dance album. De tracks ‘Babylon’ en het veel te lang uitgesponnen ‘Crescent’ zijn zelfs speciaal gecomponeerd voor de reünietournee van 2005. ‘Crescent’ bloeit traag open met die typische bijna Oosterse percussie die je bijvoorbeeld ook vindt op het Dead Can Dance nummer ‘Cantara’. De songs ‘The Bogus Man’, ‘Babylon’ en ‘This Boy’ vormen een centrale trilogie waarin Perry filosofeert over corruptie en oorlogsgeweld. De echte verrassing van het album vormt het uiterst wrange ‘Inferno’ waarin hij zijn pessimistische wereldvisie samenvat: I watch the tv, it’s my world/It takes my mind beyond these walls/The more I see the less I care/For all the people out there. De albumtitel en het centrale thema ‘Ark’ werden gelicht uit het 7 minuten durende ‘The Devil and the Deep Blue Sea’ dat handelt over de bijna onafwendbare ondergang van de aarde.

‘Ark’ is een ondraaglijk donker album geworden. Er wordt ons geen sprankel hoop gegund. Kille, synthetische soundscapes vervangen de live instrumentatie van ‘Eye of the Hunter’. Drumcomputers en bassen overheersen het album. Perry nam het album op ver van de bewoonde wereld met als gezelschap een computer en een tv. Zijn klagerige en monotome stem, de monomane thema’s, de plechtige en bijna symfonische muzikale omlijsting maken het ons niet altijd makkelijk. Ons idee is dat ‘Ark’ muzikaal en tekstueel eigenlijk het nieuwe Dead Can Dance album vormde. Onderweg liep iets grondig fout. De platenmaatschappij wou niet meer. Het klikte niet meer tussen Perry en Gerrard. Of Perry gaf er gewoon de brui aan… Wat maakt het uit? Het prachtige ‘Wintersun’ bloeit open als een mistige Ierse winterdag. En ‘Utopia’ bezit de prachtigste lyrics die we dit jaar hoorden: I feel greater than the sum of all my parts/A domestic beast with a hairy heart. En dan verder: My love is like a bright guiding light/Shining in the dark of the night/The star of my utopia.

Brendan Perry, 'Ark' cd review te lezen op http://www.cuttingedge.be/music/reviews/235689-brendan-perry-ark-

Wednesday, June 16, 2010

De duivel in Hope Sandoval



Een beetje vergeten tussen het overaanbod, maar nu weer actueel door een prachtige videoclip en een samenwerking met Massive Attack: de mooie Hope Sandoval is terug. Bijna een decennium scheiden 'Through the devil softly' van 'Bavarian fruit bread'. De fans van de voormalige frontvrouw van Mazzy Star zijn hondstrouw. Jarenlang bevolkten ze de fansites met bijna pathetische oproepen om nieuw materiaal uit te brengen. Sandoval bleef al die tijd gehuld in een hooghartig zwijgen. Hier en daar werd ze gespot in coffeeshops in en rond LA, maar ze leek verloren voor de muziek. Het nieuwe album met de Warm Inventions, 'Through the devil softly' verschijnt dertien jaar na het laatste album van Mazzy Star en acht jaar na haar laatste soloalbum.

De nieuwe single 'Trouble' is een dijk van een nummer, dat in een eerlijke wereld een onwaarschijnlijke hit zou kunnen worden. De song klinkt bijna als Mazzy Star uit de late dagen of als een nieuw nummer van My Bloody Valentine met die breed uitgesmeerde wall of sound van Colm Ó Cíosóig (gitarist en drummer van My Bloody Valentine). Aan de plaat werd eind vorig jaar een bescheiden 'wereldtournee' in intieme en zeer kleinschalige locaties gebreid. De optredens in de VS en Europa waren zeer wisselvallig van kwaliteit. Gelukkig maakt het album ons ietwat gelukkiger. De single 'Blanchard', voorloper 'Wild roses', 'For the rest of your life', 'Lady Jessica and Sam', 'Sets the blaze', 'Thinking like that', 'There's a willow', 'Trouble' en 'Fall aside' zijn intieme en soms erg frêle songs. De wonderlijke stem van Sandoval staat nog altijd als een huis. Ze is bovendien op haar 43e nog even bloedmooi.

De comeback van Hope Sandoval is wat ons betreft een maat voor niks voor het grote publiek. Dit album wordt niet opgepikt, tenzij door ingewijden. Ze is te lang weggeweest. Haar songs zijn bijna niet meer van deze tijd. In al die jaren is er nauwelijks iets veranderd. De onderwerpen bleven hetzelfde. De muzikanten van 'Through the devil softly' spelen ook op 'Bavarian fruit bread'. We vinden het ook spijtig dat ze de vernieuwende bijdragen, die ze leverde voor jazzgitarist Bert Jansch, Chemical Brothers, Vetiver, Death In Vegas en The Jesus And Mary Chain niet door kan trekken op haar eigen soloalbums. Er is de belofte van een nieuwe plaat van Mazzy Star die dit jaar nog zou verschijnen. Maar luister vooral eens naar 'Paradise circus' van de nieuwe plaat van Massive Attack om de duivel in Hope Sandoval opnieuw te horen. 'Through the devil softly' is een té bescheiden juweeltje.

cd review verscheen op
http://www.cuttingedge.be/music/reviews/235036-hope-sandoval-the-warm-inventions-through-the-devil-softly-

'Through The Devil Softly' Hope Sandoval & The Warm Inventions', Nettwerk Records, zie http://www.hopesandoval.com/. Het album is verkrijgbaar via http://www.amazon.co.uk/

Tuesday, June 15, 2010

People Like Us & Wobbly - 'Music for the Fire'


MUZIEK VOOR IN HET HAARDVUUR

In den beginne was er de analoge magnetische tape. Toen kwam iemand op het lumineuze idee om de tape te splicen en met de aparte stukjes een volledig nieuw muziekstuk te maken. Die collagetechniek opende onvermoede mogelijkheden. Je kon er immers een bestaand muziekgenre mee parodiëren. De eerste die daarmee begon, was de Amerikaan John Oswald. In 1989 bracht hij een verknipt samplingalbum uit dat ‘Plunderphonics’ heette. Op de hoes plakte hij het hoofd van Michael Jackson op het naakte lichaam van een Kaukasische vrouw. De platenmaatschappij van Jackson steigerde. Het kwam tot een ophefmakende rechtszaak. Oswald had een nieuw genre gecreëerd: de plunderphonics. Hij kreeg gauw navolging. De legendarische groep Negativland bracht in ’91 een album uit dat ‘U2’ heette en evenveel ophef veroorzaakte. Don Joyce en zijn bende werden tegen wil en dank zelf een supergroep en werden door de advocaten van U2 voor de rechter gedaagd en nagenoeg het bankroet ingejaagd.Het verhaal haalde de nationale en internationale pers en werd uitgebreid gedocumenteerd in het boek ‘Fair use. The story of the letter U and the numerical 2’.

Toen kwamen de digitale geluidsdragers. Het bijzonder tijdrovende werk van het splicen en het terug samenlijmen van uit verschillende bronnen afkomstige stukjes muziek, werd een pak eenvoudiger door de opkomst van de computer en de bijbehorende samplingsoftware. Nagenoeg iedereen kon nu vrij over de nieuwe samplingtechnieken beschikken. Een zekere Philo T. Farnsworth (let op: dit is een schuilnaam!) startte halfweg de jaren negentig zelfs een muziekplatform dat zich volledig toelegde op ‘plunderphonics’. Illegal Art was geboren. In 1998 bracht hij ‘Deconstructing Beck’ uit. Verschillende artiesten uit het undergroundcircuit sampleden de songs van de toen razend populaire rockartiest Beck en maakten nieuwe nummers met behulp van de samples. Illegal Art koos Beck omdat hij zelf samples gebruikt van andere artiesten om zijn eigen nummers te componeren. Hij deed dat weliswaar tegen betaling! Illegal Art gebruikte Beck gratis. Die kon gelukkig wel lachen om de cd waarin zijn werk uitgebreid gesampled werd en het kwam dit keer niet tot een proces wegens copyright infringement. Beck profiteerde wel van de reclame en het commerciële succes van de ‘Deconstructing Beck’ cd want de zaak werd weer eens breed uitgesmeerd in de muziekpers.

Het collectief Illegal Art profiteerde in de meer dan tien jaar van zijn ondergronds bestaan van de verregaande veranderingen in de muziekwereld en werd een gerespecteerd bovengronds pay-what-you-want muziekplatform en een model voor downloads van een zeer hoge en consistente kwaliteit. Tal van merkwaardige releases volgden elkaar gedurende de jaren op. Aan de laatste release ‘Music for the Fire’ van People Like Us & Wobbly merk je dat ‘plunderphonics’ een volwaardig en erkend genre geworden is. Niemand kijkt nog op van een sample meer of minder. Het maatschappijkritische is er van af. Dolly Parton, The Carpenters, Lionel Ritchie, Lou Rawls, Barry White en talloze andere muzikanten fietsen vrolijk voorbij in de bonte en ingenieuze muzikale collageconstructies van de Britse Vicky Bennett alias PLU en de Amerikaan Jon Leidecker aka Wobbly. De vroegere plunderphonics hadden nogal eens de neiging om onbeluisterbaar en chaotisch over te komen bij de luisteraar. Maar Leidecker en Bennett werken al sinds 1998 samen via live improvisatie en online uitwisselingen en slagen erin om het genre te perfectioneren en er een coherent en af en toe zelfs zeer entertainend geheel van te maken. De muziekcollages volgen in elkaar hoog tempo op en draaien rond één thema: gebroken relaties, verkeerde communicatie en hartenpijn. Er zit zelfs een lyric sheet bij de cd. ‘Hello’ samplet stukjes Lionel Ritchie. Op ‘Fertile’ hoorden we waarempel onze eigenste Jacques Brel opduiken. Het korte ‘Bad news’ beweegt zich in een vicieuze cirkel omheen de donkere soulstemmen van Barry White en Lou Rawls. Op het hilarische ‘Pain’ gaan jodel- en piepstemmetjes aan de haal met ‘Yellow Brick Road’ van Elton John. ’Music for the Fire’ is een vernuftig samengestelde en hilarische cd. Maak er met je vrienden een spelletje van om de meeste samples te raden. Ondanks de heikele thema’s amusant en cheesy luistervoer!

People Like Us & Wobbly, 'Music for the Fire' cd review op http://www.cuttingedge.be/music/reviews/234697-people-like-us-wobbly-music-for-the-fire-

Friday, June 11, 2010

Alva Noto & Blixa Bargeld - 'ret marut handshake'

ELEKTRISCHE HANDDRUK VAN EEN ZWARTE KRAAI

Een optreden van de woeste Einstürzende Neubauten in het slaperige Kortrijk in het begin van de jaren tachtig zorgde ooit voor een zware rel. De band maakte zoveel kabaal met hun zelf gefabriceerde instrumentarium dat alle veiligheidszekeringen van de concertzaal de Limelight aan diggelen gingen en dat de boel bijna in de fik vloog. De band moest zonder elektriciteit het optreden afwerken. Was het louter een ongeval of was het doelbewuste sabotage van slapeloze buren? We zullen het waarschijnlijk nooit te weten komen... Zeker is dat sindsdien elektrische bands niet meer welkom waren in Kortrijk. 'Electricity' is waarlijk 'fiction', zo konden de bandleden toen aan den lijve ervaren. Of het nummer autobiografisch is of niet, 'Electricity is fiction' is één van de 5 van elektriciteit zinderende tracks van de ep 'ret marut handshake' van Einstürzende frontzanger Blixa Bargeld samen met Carsten Nicolai aka Alva Noto.

De samenwerking tussen Bargeld en Nicolai begon in 2007 tijdens een optreden in San Francisco. Zo op papier lijkt de gewaagde alliantie van de vocale acrobatieën van Bargeld en de elektronische experimenten van de Berlijnse avant-garde technoproducer voor elektrische vonken te zullen zorgen. De schuurpapieren stem én gitaar van Bargeld maakten jarenlang deel uit van Nick Cave & Bad Seeds. Met zijn industrieel combo Einstürzende Neubauten teistert hij al ruim 30 jaar alle internationale podia. Nicolai daarentegen kan zelfs de flauwste technodeun omvormen tot iets dat levensgevaarlijk klinkt. Hij werkte samen met zowat iedereen in de experimentele muziekmarge, van Michael Nyman tot Ryuichi Sakamoto.

Het acht minuten durende nummer ‘ret marut handshake' is een echte hellraiser geworden. Ret Marut is het pseudoniem van de schrijver B. Traven (1890-1969), één van de meest mysterieuze, Duitse schrijvers. Literatoren zijn het er nog steeds niet over eens of B. Traven wel degelijk Ret Marut was. Hij schreef succesvolle romans als Het dodenschip, De schat van de Sierra Madre en De derde gast. Het personnage ret marut past perfect bij Bargeld. 'Ich schreibe nicht, ich schreie' keelt hij. Haarsplijtende beats en metalige voiceovers maken van het nummer één van de meest gedurfde en geschiftste technotracks van 2010.

De rest van de ep lijkt hierbij vergeleken lichte en doodgewone kost. Het reeds aangehaalde 'Electricity is fiction' is een van statische elektriciteit knisperende track die zo op elk recent Neubauten-album had kunnen prijken. Ergens halfweg wordt het nummer uit elkaar gereten door de oerschreeuw van Graaf Bargeld. 'I wish i was a mole in the ground' is een versie van een folkdeuntje dat ooit gezongen werd door Bob Dylan. 'Bernsteinzimmer' is een vrij korte lyrische beschouwing over eenzaamheid. ‘One’ is een verrassende en door Bargeld erg gloedvol gezongen cover van een song van Harry Nilsson. De ep 'ret marut handshake' is een voorproefje van wat er ons te wachten. In september 2010verschijnt een full-cd van beide heerschappen op Nicolai’s Raster-Noton label...


Alva Noto & Blixa Bargeld, 'ret marut handshake' ep review op http://www.cuttingedge.be/music/reviews/234588-alva-noto-blixa-bargeld-ret-marut-handshake-

Greie Gut Fraktion - 'Baustelle'



TWEE FREULES OP EEN BOUWWERF

Het eenmalige project Greie Gut Fraktion bestaat uit de Duitse freules Antye Greie en Gudrun Gut. De zeer productieve Antye Greie stond aan het eind van de jaren negentig aan de wieg van de Duitstalige triphop met het fijnzinnige duo Laub, dat nooit echt spectaculair doorbrak maar toch een behoorlijke schare fans wist op te bouwen met een paar door de kritiek zeer gesmaakte albums. Na Laub, dat in 2007 nog eens kortstondig opnieuw tot leven kwam, vestigde ze zich in Hailuoto Finland aan de zijde van technopionier Vladislav Delay en legde zich toe op het meer experimentele en poëtische doe-het-zelf project AGF en samenwerkingen met Delay, Craig Armstrong en nu ook Gudrun Gut. Gut runt vanuit Berlijn het toonaangevende Monika Enterprise technolabel en brengt zelf af en toe een album uit. De laatste ‘I put a record on’ bracht haar op een wereldwijde tournee naar Nieuw-Zeeland, Australië, Rusland en zelfs China.

De twee technoladies startten in de winter van 2008 met een gezamenlijk project dat ‘Baustelle’ gedoopt werd. Aanleiding was een opdracht van het BBC-laatavondprogramma ‘Late Junction’ om een versie in elkaar te flansen van het aanstekelijke neue Deutsche Welle hitje uit het begin van de jaren tachtig ‘Wir bauen eine neue Stadt’ van het vergeten groepje Palais Schaumburg van Holger Hiller en de nog immer zeer actieve Thomas Fehlmann. Als smaakmaker en als aparte cd is er dus eerst en vooral de remix-ep ‘Wir bauen eine Stadt’ van het onfortuinlijke Palais Schaumburg. Als je het ons vraagt: in de versie van de twee dames wordt dit een geheide internationale hit … De hoekige, funky en complexe avant-garde ritmes van het onvergetelijke origineel werden omgebouwd tot een stuwende en beenharde technotrack die zo de Berlijnse clubs in kan. De mini-cd bevat verder een loeiende en donkere deconstructie van die andere Duitse beeldenstormer Karsten Nicolai aka Alva Noto en twee rustiger Freiland Klaviermixen van Wolfgang Voigt aka Gas aka Mike Ink.

De aanvankelijke samenwerking was artistiek gezien zo’n succes dat Gut en Greie meteen besloten om de overwegend mannelijke wereld van de bouwvakkers in te duiken en een volledig album op te nemen opgetrokken rond geluiden van bouwwerven in en rond hun respectievelijke steden. Vanuit hun woonplaatsen Berlijn en Hailuoto zonden ze elkaar online technotracks en geluidsflarden en -fragmenten waarmee ze aan de slag gingen. Drilboren, hamers, cementmixers, e.d. werden verwerkt in elf technotracks.

De volledige cd ‘Baustelle’ gaf ons een eerder onaffe indruk. We konden ons niet van het gevoel bevrijden dat de versatiele technodames het project (wegens te drukke bezigheden?) al in een vroeg stadium opgaven en nooit tot het uiterste doorvoerden. De mogelijkheden van het thema, opbouwen en afbreken, constructie en deconstructie, worden nooit volledig uitgebuit en ze verliezen zich meermaals in nodeloos experimenteel gefriemel zoals op ‘China memories’ en ‘White oak’. De cd begint nochtans heel spannend met het snijdende ‘Cutting Trees’ opgebouwd rond echte cirkelzaaggeluiden en een pompend ritme én met de albumversie van ‘Wir bauen eine neue Stad’. Waar de beukende technomuziek gewoon voor zich zelf spreekt, zoals op de spannende tracks ‘Drilling An Ocean’ en ‘Make it work’, werkt het procédé naar behoren… Als de ego’s van de meisjes de overhand nemen, dan haalt het album niet meer hetzelfde niveau als voorheen en loopt één en ander zelfs grondig fout. Erbarmelijk Engels, foute lyrics en mager zangtalent nekken meermaals het album. Een goeie raad: download de remixes van ‘Wir bauen eine neue Stadt’ samen met ‘Cutting Trees’, ‘Drilling an ocean’ en ‘Make it work’. Da’s ruim voldoende!


Greie Gut Fraktion, 'Wir bauen eine neue Stadt remix' ep en 'Baustelle' cd review op http://www.cuttingedge.be/music/reviews/234578-greie-gut-fraktion-baustelle

Friday, June 04, 2010

Mark Mcguire (EMERALDS) - Tidings / Amethyst Waves

Trying to put the last 15 years of music into context, you’d be hard pressed to get anyone to agree on a single thing. If anything, this period has been a collective convergence of all things cool-sounding: naïve experimentalism, academic composition, art-rock synthesis, electronic nihilism/flagellation, and, well, everything else. Mark McGuire could muddy anyones interpretation of the contemporary canon with his buddies in the triadic mega-unit, Emeralds, his collaborative outings in Sun Watcher and Skyramps (with Daniel “Oneohtrix Point Never” Lopatin), and his prolific, yet well-executed, solo work.

zie verder: http://www.weirdforest.com/store/bandPages/mark-mcguire.html#mcguire

interview met Steve Hauschildt van Emeralds op http://www.cuttingedge.be/column/3517-de-kroonjuwelen-van-amerika-over-does-it-look-like-i-m-here-van-emeralds

Thursday, June 03, 2010

Europa als fata morgana

"Ik wil tussen 19 en 27 juli Londen bezoeken samen met mijn echtgenote. Zij bezit een Russisch paspoort. We zijn gehuwd sinds februari 2009. We doen dus een aanvraag bij het Brits consulaat in Brussel om een visum te verkrijgen om ’samen’ naar Londen te reizen. Het bezoek zou een week duren en we logeren bij de ma van mijn vrouw."

zie verder: http://www.medium4you.be/Europa-als-fata-morgana.html

Tuesday, June 01, 2010

Witness and participant: a conversation with David Sylvian.

"We're capable of shorthand. We've seen so much played out through the history of our respective cultures. There are givens that need no longer be adhered to for the heart of the work to be communicated. We 'read' the works we absorb as connoisseurs without being entirely aware of the fact that this is what we are or what it is we're doing. Sometimes a single word or image will suffice where there was once need for pages of explication or a series of set up shots etc. Poetry is particularly adept at working with the succinctly concise/precise. It could be argued that's part of its function. At a period in time, where the short attention span needs to get to the heart of the issue with a degree of rapidity, this condensation or act of compression seems all the more appropriate."

http://www.davidsylvian.com/texts/interviews/witness_and_participant_a_conversation_with_david_sylvian.html