Toen ‘Hits and misses’ enige maanden geleden heruitgebracht werd (zie recensie elders op deze pagina’s), wisten we het al. De meester van het understatement is terug. Voor zijn nieuwe album werkt Robert Wyatt samen met de Israëlische schrijver en saxophonist Gilad Atzmon en met violiste Ros Stephen. Gilad speelde sax op ‘Cuckooland’ en ‘Comicopera’. Toen Atzmon en Stephen een stem zochten voor een nieuw project met strijkers, dachten ze meteen aan hun vriend Wyatt. De combinatie van de Oosters klinkende sax van Atzmon, het Sigamos String Quartet van Ros Stephen en de vocalen van Wyatt is onverwacht en subliem.
review op http://www.cuttingedge.be/music/reviews/255899-wyatt-atzmon-stephen-for-the-ghosts-within-
Thursday, October 28, 2010
Tuesday, October 26, 2010
Van Keys tot Vaessens - Over 'Waar is het drama?' van Huub Beurskens
Het essayboek 'Waar is het drama?' van de Nederlandse dichter, prozaïst en vertaler Huub Beurskens begint met Alicia Keys en eindigt met Thomas Vaessens. We hebben het niet voor de glamoureuze edelkitsch van diva Keys en we hebben de theorieën van de gehypete professor literatuur Vaessens de laatste jaren met opzet links laten liggen. Tussendoor lazen we in zijn boek opstellen over literatuur en kunst, persoonlijke beschouwingen en eerder polemische stukken over Komrij, Mulisch en Nooteboom. Het ging er allemaal vrij vlot in maar het gleed ook soms over ons heen. 'Waar is het drama?' is een ratjetoe van alles wat in één boek kan geperst worden.
Huub Beurskens, 'Waar is het drama?', Meulenhoff 2010, ISBN 978 90 290 8596 0.
volledige recensie volgt binnenkort
Huub Beurskens, 'Waar is het drama?', Meulenhoff 2010, ISBN 978 90 290 8596 0.
volledige recensie volgt binnenkort
Sunday, October 24, 2010
Brian Eno - ‘Small craft on a milk sea'
De oudere generatie muzikanten leert de jongere een lesje. De beste albums van dit najaar komen van artiesten die al een eind voorbij de 60 zijn maar durf met ervaring combineren. Robert Wyatt heeft net zijn beste album uit in jaren met bewerkingen van eigen nummers en jazzstandards. Ook Bryan Ferry is terug met een dijk van een album en de voltallige Roxy Music-bezetting. Wat is de band tussen deze beide artiesten? De alomtegenwoordige Brian Eno natuurlijk. Die spant echter de kroon. Hij is niet alleen overal tegelijk als producer en vernieuwer. Hij bracht net een album uit op het hippe dancelabel Warp. ‘Small craft on a milk sea’ is een wonderlijke plaat, die teruggrijpt naar zijn vroege ambient maar zich tevens waagt aan enkele experimentele danspassen.
volledige recensie op http://www.cuttingedge.be/music/reviews/253662-brian-eno-small-craft-on-a-milk-sea-
volledige recensie op http://www.cuttingedge.be/music/reviews/253662-brian-eno-small-craft-on-a-milk-sea-
Swans - ‘My father will guide me up a rope to the sky’
Wat is dat toch met die mannen die de kaap van 50 overschrijden? Na het-terug-naar-de-bron-gevoel van Nick Cave’s Grinderman is nu ook Swans weer onder ons. De zwanenzang van Michael Gira en zijn companen dateert uit ’97. Sindsdien hield Gira zich bezig met zijn soloexploten, met zijn label Young God Records en met zijn collectief The Angels of Light. Hij settlede zich en kreeg een baby. Maar de Swans zijn niet dead. De smerigste, brutaalste en coolste groep van de jaren ’80 en ’90 heeft een nieuwe uit. We waren dan ook zeer benieuwd of het vuur nog steeds even hevig brandt.
volledige recensie op http://www.cuttingedge.be/music/reviews/253599-swans-my-father-will-guide-me-up-a-rope-to-the-sky-
volledige recensie op http://www.cuttingedge.be/music/reviews/253599-swans-my-father-will-guide-me-up-a-rope-to-the-sky-
Sunday, October 17, 2010
Kijken in een spiegel - over 'Voorwaarts en vergeten' van Liesbeth van de Grift
Vanaf eind 1944 overspoelde het Rode Leger de landen van Oost-Europa. De totalitaire en fascistische regimes werden in minder dan geen tijd vervangen door centraal geleide communistische staatsapparaten. Tegen 1948 was het fascisme in Oost-Duitsland en Roemenië helemaal weggeveegd en zwaaiden de communisten er de plak. Hoe was een radicale regimewissel van ultrarechts naar ultralinks in zo’n korte tijd mogelijk? Maakten de communisten gebruik van de door de fascisten opgerichte staatsapparaten? De Nederlandse onderzoekster Liesbeth van de Grift geeft wel verklaringen voor die ultrasnelle (r)evolutie, maar ze levert geen definitieve antwoorden. Haar boek ‘Voorwaarts en vergeten’ is een interessante maar koude geschiedenisles vol cijfermateriaal en weetjes over een korte maar intense periode met erg verstrekkende gevolgen.
Liesbeth van de Grift, ‘Voorwaarts en vergeten – De overgang van fascisme naar communisme in Oost-Europa, 1944-1948’, Ambo , Amsterdam 2010, ISBN 978 90 263 2280 8.
volledig artikel op http://www.apache.be/2010/10/de-gezwinde-overgang-van-fascisme-naar-communisme/
Liesbeth van de Grift, ‘Voorwaarts en vergeten – De overgang van fascisme naar communisme in Oost-Europa, 1944-1948’, Ambo , Amsterdam 2010, ISBN 978 90 263 2280 8.
volledig artikel op http://www.apache.be/2010/10/de-gezwinde-overgang-van-fascisme-naar-communisme/
Tuesday, October 12, 2010
Derrida is Derrida - Over 'Tekstbestanden' van Sven Vitse
DERRIDA IS DERRIDA
De Oostendenaar Sven Vitse is de coming man van de Nederlandstalige essayisten. Sinds enkele jaren publiceert hij essays en artikels in de meest verscheiden literaire tijdschriften. Die ‘tekstbestanden’ zijn nu gebundeld in een mooie uitgave van de kleine Aalsterse uitgeverij Het Balanseer. De essays zijn erudiet en spitant en gaan de controverses niet uit de weg. De teksten zijn opgedeeld in vier afdelingen. In het eerste deel bundelt Vitse enkele bedenkingen over het postmodernisme. Het tweede deel behoort aan auteurs van het ‘andere proza’, zoals Robberechts, Vogelaar, Roggeman en Krijgelmans. In het derde deel neemt hij kritische artikels op over ‘veelgelezen romans’. Het vierde deel is veruit het interessantste: de essays over Lucas Hüsgen en Marie Kessels zijn persoonlijk, gevat en ook voor oningewijden zeer leesbaar.
Peter Wullen: Sven, wat versta je precies onder ‘literair populisme’?
Sven Vitse: In mijn stuk over De Winter hanteer ik (impliciet) de volgende werkdefinitie: de constructie van een populistische discours in en door middel van een literair werk. Er is volgens die omschrijving sprake van literair populisme wanneer een literair werk bijdraagt aan de constructie van een antagonisme tussen 'wij' en 'zij', tussen een vermeende volkseenheid en een vermeende bedreiging voor die eenheid. De roman van De Winter geeft aan dat antagonisme een culturele invulling: 'zij' (de Palestijnen en bij uitbreiding moslims) hebben een manier van leven die onverzoenbaar is met die van 'ons' (de Israëli en bij uitbreiding West-Europa en de VS). De politieke, historische en sociaal-economische aspecten van een concreet conflict worden uitgevlakt ten gunste van een abstracte culturele tegenstelling tussen 'het eigene' en 'het andere'.
PW: Wat ik soms mis in je tekstbestanden is een definitieve conclusie. Je bouwt een redenering op en dan - baf - stopt het abrupt ... Alsof je bang bent voor de gevolgen van je eigen redeneringen. Misschien hanteer je die werkwijze wel met opzet of misschien ligt het aan de beperktheid in ruimte en tijd van de media waarin je je stukken publiceerde? Ik mis een 'kritisch programma', zoals je zelf in de inleiding trouwens aangeeft.
Vitse: Ik begrijp wel wat je bedoelt, definitieve conclusies trekken ligt niet echt in mijn aard als essayist. Misschien komt dat doordat ik mij in de ruimte tussen essayistiek, literaire kritiek en literatuurwetenschap begeef in ‘Tekstbestanden’. Ik hou er meer van om teksten te analyseren, te vergelijken, te verhelderen, kwesties te duiden etc. en bij kritische stukken het oordeel te verwerken in de analyse en zichtbaar te maken in de stijl en in de toon. De lezer moet zelf zijn conclusies trekken en hopelijk heb ik hem of haar daarvoor dan enige hulpmiddelen aangereikt. Ik denk overigens dat het oordeel of de conclusie in de stukken over Brijs, Mortier en De Winter wél helder is (ook al is dat oordeel niet per se vanuit een strak afgelijnd programma tot stand gekomen). De stukken in de eerste twee afdelingen hebben dan weer geen (be)oordelende bedoeling. In de vierde afdeling varieert dat nogal.
PW: De vergelijking die je maakt tussen ‘Het derde huwelijk’ van Tom Lanoye met 'Het achtenveertigste uur' van Nicolaas Matsier is zeer interessant. Matsier vind ik persoonlijk boeiender omdat hij zich echt in het onderwerp inleeft, Lanoye verwijt ik een gebrek aan inlevingsvermogen: zijn houterig boek lijkt eerder op een constructie van een realiteit.
Vitse: Ik denk dat er hier wel degelijk sprake is van een conclusie, zeker wat betreft Lanoye, namelijk dat ik aangeef (misschien in de vorm van een vraag) dat de retorische constructie niet volstaat om 'voorbij de ironie' en 'voorbij de kitsch' te komen. Impliciet, misschien té impliciet, zeg ik daar volgens mij (maar daar hoef jij het natuurlijk niet mee eens te zijn) dat Lanoye 'proza in blik' schrijft, gekunsteld en bij momenten kitscherig.
PW: De essays hinken soms op twee benen: enerzijds heb je minder bekende en onderschatte schrijvers zoals Willy Roggeman, Jacq Vogelaar, C.C. Krijgelmans ... Anderzijds schrijf je over Brijs, Mortier, Lanoye: de absolute middenmoot.
Vitse: Natuurlijk moet je Brijs e tutti quanti niet gaan lezen. Maar als criticus, vind ik, moet je af en toe uitleggen waarom die boeken de moeite van het lezen NIET waard zijn. Daar dient literaire kritiek óók voor, toch? Ik wil hieraan toevoegen dat Lanoye in mijn ogen wel lezenswaardig is, in elk geval meer dan de andere geciteerde namen.
PW: Bij lezing van je boeiende essay over literair populisme stelde ik me de vraag waarom je de theoretische uiteeenzetting zo apart plaatst van de uiteindelijke case, namelijk het boek ‘Het recht op terugkeer’ van Leon De Winter, waarop je je theorie toepast. Was het niet beter om die twee op één of andere manier ineen te vlechten of in één tekst op elkaar toe te passen? Geoefende lezers zullen geen moeite hebben met die werkwijze, maar ongeoefende lezers zullen de twee hoofdstukken niet met elkaar kunnen verbinden. Het lijkt alsof je twee aparte artikels leest.
Vitse: Andermaal begrijp ik je bezwaar - het verband is er maar wordt niet echt expliciet gemaakt. Toch een paar kanttekeningen: het stuk over De Winter is geen toepassing van het eerste deel van het artikel, veeleer een verderzetting met andere middelen. Ik voeg iets toe aan de analyse van het populisme van Van Reybrouck, namelijk kijken hoe een roman aan het populistische vertoog bijdraagt. In een wetenschappelijk artikel zou ik eerst een 'theoretisch kader' schetsen en dat toepassen op de roman. Doe ik inderdaad niet echt, of toch veeleer impliciet. De geoefende lezer zal misschien het volgende verband opmerken: eigenlijk hebben Van Reybrouck en De Winter met elkaar gemeen dat ze een probleem of conflict 'culturaliseren'. Dat is in het geval van De Winter een duidelijk populistische strategie gericht op een wij/zij polarisering, bij Van Reybrouck is het van een andere orde, maar evenmin onschuldig. Tenminste, dat vind ik.
PW: De vergelijking tussen de poëtica van dichter/musicus Willy Roggeman en musicus Morton Feldman is bijzonder gewaagd. Feldman is ‘old school’ maar op één of andere manier toch weer heel erg in. Zonet verschenen twee cd's van de klassieke beeldenstormers Zeitkratzer: één met interpretaties van Whitehouse (industrial, noise, electronic,...) en één met interpretaties van Alvin Lucier. Maar nu komt het goede nieuws: begin volgend jaar verschijnt een cd van Zeitkratzer met nieuwe interpretaties van Morton Feldman.
Vitse: Bedankt voor de tips! Ik heb van Zeitkratzer de bewerking van Metal Machine Music, maar de cd's die jij noemt, wil ik zeker ook …
Tekst: Peter Wullen
Sven Vitse, ‘Tekstbestanden’, Het Balanseer, 2010, ISBN 978 90 79202 05 8.
interview werd hier gepubliceerd: http://www.cuttingedge.be/pages/3751-over-tekstbestanden-interview-met-sven-vitse
De Oostendenaar Sven Vitse is de coming man van de Nederlandstalige essayisten. Sinds enkele jaren publiceert hij essays en artikels in de meest verscheiden literaire tijdschriften. Die ‘tekstbestanden’ zijn nu gebundeld in een mooie uitgave van de kleine Aalsterse uitgeverij Het Balanseer. De essays zijn erudiet en spitant en gaan de controverses niet uit de weg. De teksten zijn opgedeeld in vier afdelingen. In het eerste deel bundelt Vitse enkele bedenkingen over het postmodernisme. Het tweede deel behoort aan auteurs van het ‘andere proza’, zoals Robberechts, Vogelaar, Roggeman en Krijgelmans. In het derde deel neemt hij kritische artikels op over ‘veelgelezen romans’. Het vierde deel is veruit het interessantste: de essays over Lucas Hüsgen en Marie Kessels zijn persoonlijk, gevat en ook voor oningewijden zeer leesbaar.
Peter Wullen: Sven, wat versta je precies onder ‘literair populisme’?
Sven Vitse: In mijn stuk over De Winter hanteer ik (impliciet) de volgende werkdefinitie: de constructie van een populistische discours in en door middel van een literair werk. Er is volgens die omschrijving sprake van literair populisme wanneer een literair werk bijdraagt aan de constructie van een antagonisme tussen 'wij' en 'zij', tussen een vermeende volkseenheid en een vermeende bedreiging voor die eenheid. De roman van De Winter geeft aan dat antagonisme een culturele invulling: 'zij' (de Palestijnen en bij uitbreiding moslims) hebben een manier van leven die onverzoenbaar is met die van 'ons' (de Israëli en bij uitbreiding West-Europa en de VS). De politieke, historische en sociaal-economische aspecten van een concreet conflict worden uitgevlakt ten gunste van een abstracte culturele tegenstelling tussen 'het eigene' en 'het andere'.
PW: Wat ik soms mis in je tekstbestanden is een definitieve conclusie. Je bouwt een redenering op en dan - baf - stopt het abrupt ... Alsof je bang bent voor de gevolgen van je eigen redeneringen. Misschien hanteer je die werkwijze wel met opzet of misschien ligt het aan de beperktheid in ruimte en tijd van de media waarin je je stukken publiceerde? Ik mis een 'kritisch programma', zoals je zelf in de inleiding trouwens aangeeft.
Vitse: Ik begrijp wel wat je bedoelt, definitieve conclusies trekken ligt niet echt in mijn aard als essayist. Misschien komt dat doordat ik mij in de ruimte tussen essayistiek, literaire kritiek en literatuurwetenschap begeef in ‘Tekstbestanden’. Ik hou er meer van om teksten te analyseren, te vergelijken, te verhelderen, kwesties te duiden etc. en bij kritische stukken het oordeel te verwerken in de analyse en zichtbaar te maken in de stijl en in de toon. De lezer moet zelf zijn conclusies trekken en hopelijk heb ik hem of haar daarvoor dan enige hulpmiddelen aangereikt. Ik denk overigens dat het oordeel of de conclusie in de stukken over Brijs, Mortier en De Winter wél helder is (ook al is dat oordeel niet per se vanuit een strak afgelijnd programma tot stand gekomen). De stukken in de eerste twee afdelingen hebben dan weer geen (be)oordelende bedoeling. In de vierde afdeling varieert dat nogal.
PW: De vergelijking die je maakt tussen ‘Het derde huwelijk’ van Tom Lanoye met 'Het achtenveertigste uur' van Nicolaas Matsier is zeer interessant. Matsier vind ik persoonlijk boeiender omdat hij zich echt in het onderwerp inleeft, Lanoye verwijt ik een gebrek aan inlevingsvermogen: zijn houterig boek lijkt eerder op een constructie van een realiteit.
Vitse: Ik denk dat er hier wel degelijk sprake is van een conclusie, zeker wat betreft Lanoye, namelijk dat ik aangeef (misschien in de vorm van een vraag) dat de retorische constructie niet volstaat om 'voorbij de ironie' en 'voorbij de kitsch' te komen. Impliciet, misschien té impliciet, zeg ik daar volgens mij (maar daar hoef jij het natuurlijk niet mee eens te zijn) dat Lanoye 'proza in blik' schrijft, gekunsteld en bij momenten kitscherig.
PW: De essays hinken soms op twee benen: enerzijds heb je minder bekende en onderschatte schrijvers zoals Willy Roggeman, Jacq Vogelaar, C.C. Krijgelmans ... Anderzijds schrijf je over Brijs, Mortier, Lanoye: de absolute middenmoot.
Vitse: Natuurlijk moet je Brijs e tutti quanti niet gaan lezen. Maar als criticus, vind ik, moet je af en toe uitleggen waarom die boeken de moeite van het lezen NIET waard zijn. Daar dient literaire kritiek óók voor, toch? Ik wil hieraan toevoegen dat Lanoye in mijn ogen wel lezenswaardig is, in elk geval meer dan de andere geciteerde namen.
PW: Bij lezing van je boeiende essay over literair populisme stelde ik me de vraag waarom je de theoretische uiteeenzetting zo apart plaatst van de uiteindelijke case, namelijk het boek ‘Het recht op terugkeer’ van Leon De Winter, waarop je je theorie toepast. Was het niet beter om die twee op één of andere manier ineen te vlechten of in één tekst op elkaar toe te passen? Geoefende lezers zullen geen moeite hebben met die werkwijze, maar ongeoefende lezers zullen de twee hoofdstukken niet met elkaar kunnen verbinden. Het lijkt alsof je twee aparte artikels leest.
Vitse: Andermaal begrijp ik je bezwaar - het verband is er maar wordt niet echt expliciet gemaakt. Toch een paar kanttekeningen: het stuk over De Winter is geen toepassing van het eerste deel van het artikel, veeleer een verderzetting met andere middelen. Ik voeg iets toe aan de analyse van het populisme van Van Reybrouck, namelijk kijken hoe een roman aan het populistische vertoog bijdraagt. In een wetenschappelijk artikel zou ik eerst een 'theoretisch kader' schetsen en dat toepassen op de roman. Doe ik inderdaad niet echt, of toch veeleer impliciet. De geoefende lezer zal misschien het volgende verband opmerken: eigenlijk hebben Van Reybrouck en De Winter met elkaar gemeen dat ze een probleem of conflict 'culturaliseren'. Dat is in het geval van De Winter een duidelijk populistische strategie gericht op een wij/zij polarisering, bij Van Reybrouck is het van een andere orde, maar evenmin onschuldig. Tenminste, dat vind ik.
PW: De vergelijking tussen de poëtica van dichter/musicus Willy Roggeman en musicus Morton Feldman is bijzonder gewaagd. Feldman is ‘old school’ maar op één of andere manier toch weer heel erg in. Zonet verschenen twee cd's van de klassieke beeldenstormers Zeitkratzer: één met interpretaties van Whitehouse (industrial, noise, electronic,...) en één met interpretaties van Alvin Lucier. Maar nu komt het goede nieuws: begin volgend jaar verschijnt een cd van Zeitkratzer met nieuwe interpretaties van Morton Feldman.
Vitse: Bedankt voor de tips! Ik heb van Zeitkratzer de bewerking van Metal Machine Music, maar de cd's die jij noemt, wil ik zeker ook …
Tekst: Peter Wullen
Sven Vitse, ‘Tekstbestanden’, Het Balanseer, 2010, ISBN 978 90 79202 05 8.
interview werd hier gepubliceerd: http://www.cuttingedge.be/pages/3751-over-tekstbestanden-interview-met-sven-vitse
Saturday, October 02, 2010
Richard Pinhas - 'Metal/Crystal'
Wie de Japanse noiseartiest Masami Akita aka Merzbow en de experimentele Amerikaanse cultband Wolf Eyes aan de haak slaat om samen op één schijfje te spelen, moet wel van zeer goeden huize zijn. De Franse muzikant/filosoof Richard Pinhas is misschien een grote onbekende bij de meesten, maar toch stond hij dertig jaar geleden al aan de wieg van de experimentele muziek in Frankrijk. Met zijn invloedrijke band Heldon maakte hij enkele fel ondergewaardeerde albums, waaronder ‘Electronique guerilla’, ‘Allez teia’ en ‘It’s always rock’n roll’. Als soloartiest bracht hij een vijftiental albums uit, waarvan ‘Tranzition’ de meest bekende is. Daarnaast onderhoudt hij nog een loopbaan als filosofiedocent en schrijver.
De dubbelaar ‘Metal/Crystal’ is opgenomen ‘during the two worst years of my life’, zoals Pinhas het zelf verwoordt in de liner notes. Na hun breuk zag hij zijn vriendin krankzinnig worden om tenslotte zelfmoord te plegen. Later stierf zijn broer in zijn armen aan een agressieve vorm van kanker. Met deze feiten in het achterhoofd is ‘Metal/Crystal’, ondanks de cartoons van Yann Legendre, geen vrolijk album geworden. De titels van de nummers zijn namen van psychopathologische aandoeningen, zoals depressie, hysterie, schizophrenie en bipolariteit, telkens in combinatie met een edelmetaal.
Meestergitarist Pinhas is sterk beïnvloed door de baanbrekende gitaar en electronics van het gelegenheidsduo Robert Fripp en Brian Eno. Echo’s van ‘(No pussyfooting)’ uit 1973 blijven doorheen zijn oeuvre sluipen, alsof hij het concept dat het tweetal uitvond verder wil verdiepen. Op ‘Metal/Crystal’ staan enkele tracks die schatplichtig zijn aan Fripp en Eno's experimenten. Op het tranceachtige ‘Bi-polarity (Gold)’ en het dromerige ‘Paranoia (Iridium)’ wordt hij begeleid door de Heldon ritmesectie en door zoon Duncan op electronics. Dit is geen hippe muziek maar toch behoorlijk bezwerend.
Nieuwe paden betreedt Pinhas op ‘Depression (Loukoum)’, waar hij samenwerkt met Merzbow en Wolf Eyes. De inbreng van electronics is op dit nummer nog vrij beperkt. Op ‘Hysteria (Palladium)’ wordt de gitaar van Pinhas helemaal weggeduwd door gillend experiment. Op het bijna een half uur durende gitaarmeesterwerk ‘Schizophrenia (Silver)’ lijkt het alsof Fripp en Eno na bijna veertig jaar een perfecte alliantie aangaan met noise. Na tien minuten vallen de rollende drums van Paganotti opnieuw in voor een ferm stukje progrock. Niet door iedereen te smaken, maar wat ons betreft is 'Metal/Crystal' een huzarenstukje en een voorlopig hoogtepunt in het oeuvre van professor Pinhas!
Richard Pinhas, 'Metal/Crystal', www.cuneiformrecords.com
recensie op www.cuttingedge.be
De dubbelaar ‘Metal/Crystal’ is opgenomen ‘during the two worst years of my life’, zoals Pinhas het zelf verwoordt in de liner notes. Na hun breuk zag hij zijn vriendin krankzinnig worden om tenslotte zelfmoord te plegen. Later stierf zijn broer in zijn armen aan een agressieve vorm van kanker. Met deze feiten in het achterhoofd is ‘Metal/Crystal’, ondanks de cartoons van Yann Legendre, geen vrolijk album geworden. De titels van de nummers zijn namen van psychopathologische aandoeningen, zoals depressie, hysterie, schizophrenie en bipolariteit, telkens in combinatie met een edelmetaal.
Meestergitarist Pinhas is sterk beïnvloed door de baanbrekende gitaar en electronics van het gelegenheidsduo Robert Fripp en Brian Eno. Echo’s van ‘(No pussyfooting)’ uit 1973 blijven doorheen zijn oeuvre sluipen, alsof hij het concept dat het tweetal uitvond verder wil verdiepen. Op ‘Metal/Crystal’ staan enkele tracks die schatplichtig zijn aan Fripp en Eno's experimenten. Op het tranceachtige ‘Bi-polarity (Gold)’ en het dromerige ‘Paranoia (Iridium)’ wordt hij begeleid door de Heldon ritmesectie en door zoon Duncan op electronics. Dit is geen hippe muziek maar toch behoorlijk bezwerend.
Nieuwe paden betreedt Pinhas op ‘Depression (Loukoum)’, waar hij samenwerkt met Merzbow en Wolf Eyes. De inbreng van electronics is op dit nummer nog vrij beperkt. Op ‘Hysteria (Palladium)’ wordt de gitaar van Pinhas helemaal weggeduwd door gillend experiment. Op het bijna een half uur durende gitaarmeesterwerk ‘Schizophrenia (Silver)’ lijkt het alsof Fripp en Eno na bijna veertig jaar een perfecte alliantie aangaan met noise. Na tien minuten vallen de rollende drums van Paganotti opnieuw in voor een ferm stukje progrock. Niet door iedereen te smaken, maar wat ons betreft is 'Metal/Crystal' een huzarenstukje en een voorlopig hoogtepunt in het oeuvre van professor Pinhas!
Richard Pinhas, 'Metal/Crystal', www.cuneiformrecords.com
recensie op www.cuttingedge.be
David Sylvian - 'Sleepwalkers'
'You fucking sleepwalkers, go on and sleep'. Het nieuwe album van David Sylvian begint met een harde sneer. Een niet mis te verstane boodschap van de heer Sylvian. Something to wake us from cultural slumbers - culturele hazenslaapjes - zo verwoordt hij het in 'Sleepwalkers'. Hij zingt het nummer met ingehouden woede. Schakel dus de tv en de radio even uit. Gooi de krant in de vuilnisbak. Hier is de nieuwe van David Sylvian als het toppunt van muzikaal raffinement. Op de radio zul je hem niet horen.
David Sylvian legde een lange weg af. Begin jaren '80 was hij de posterboy van de new romantics. Met zijn groep Japan gooide hij commercieel gezien hoge ogen. Niet langer tevreden met zijn artistiek imago ging op zoek naar spirituele en persoonlijke verdieping. Sylvian ging allianties aan met ongewone muzikanten zoals Robert Fripp, Jon Hassell, Ryuichi Sakamoto en anderen... De smet van de romantiek bleef echter heel lang kleven. Sylvian kon nooit kiezen tussen radicaal experiment en het meer traditionele songschrijverschap. Neem daarbij zijn zoetgevooisde stem en het plaatje wordt duidelijk. Een samenwerking met Scott Walker bijvoorbeeld kwam nooit van de grond. Walker vond dat er niet genoeg lijden zat in de muziek van Sylvian.
De jaren eisten hun tol. Sylvian scheidde van zijn vrouw, brak met Virgin Records en richtte zijn eigen muzieklabel Samadhi Sound op. De zoektocht naar de essentie legde zijn vruchten af. Sylvian betekent commercieel gezien misschien niet veel meer in 2010, maar hij is wel het boegbeeld geworden van de internationale muzikale avant-garde. Zijn laatste echte soloalbum 'Manafon' staafde die vermoedens. Artistiek gezien was dit zijn allergrootste succes. Sylvian legde de omgekeerde weg af en werd in alle gereputeerde muzikale kwaliteitsmedia bedolven onder lof. 'Manafon' was zowel tekstueel als muzikaal een aangrijpend en intens meesterwerk.
'Sleepwalkers' is niet de echte opvolger van 'Manafon'. Daarvoor moeten we nog even wachten tot in 2011. Naast soloartiest is Sylvian ook een muzikant die voortdurend op zoek is naar nieuwe samenwerkingen en uitdagingen. Deze soms obscure en moeilijk te vinden samenwerkingen van het voorbije decennium zijn nu eindelijk gebundeld op een enkele compilatie. De Japanse muzikant Ryuichi Sakamoto is één van de oudgedienden op de verzamelaar. De dertigjarige muzikale relatie van Sylvian en Sakamoto wordt nieuw leven ingeblazen op het introspectieve 'World citizen - I won't be disappointed'.
'Sleepwalkers' laveert op een grandioze wijze tussen lichtere en zwaardere songs. 'The day the earth stole heaven', 'Wonderful world' en 'Money for all' van zijn project Nine Horses kregen een verdiende opfrisbeurt en klinken nu nog beter. Minder evident zijn de samenwerkingen met Fennesz ('Transit'), Jan Bang en Erik Honoré ('Angels') en Takagi Masakatsu ('Exit/delete'). 'Thermal' is een op muziek gezette ode aan zijn dochtertje. 'Ballad of a deadman' en 'Playground martyrs' werden geplukt van de soloplaat 'Slope' van zijn broer Steve Jansen. De goede smaak van Sylvian wordt bevestigd 'Five lines', waarop hij samenwerkt met de Japanse neoklassieke componist Dai Fujikura. Spaarzame cello's en een poëtische tekst versmelten tot intrigerende chamber music. 'Sleepwalkers' is als een lichtvlek op het behang in oktober, wanneer de zomer langzaam verglijdt in de herfst. Essentiële kost.
David Sylvian, 'Sleepwalkers', www.samadhisound.com
volledige recensie verschijnt maandag op www.cuttingedge.be
FIVE LINES
Five lines
With which he marked time
Five lines flared from the ovens
He pulled the ribbons from their hair
With melodies beaten from the sheets of his mother
Songs for the end of time
Five lines
Return the birds to their singing
The sun fell, should we leave it to the foxes?
The sun fell from the sky
Leave it to its wits and its devices
The sun fell from the sky in the form of a stag
Buried deep in the forest
And that’s where he felled it
A blow to the head
That left it unconscious
Nothing further was said
We’ll set a place for him
We’ll set a place then
For he had tried
Blood, bone, feathers to the sky
Even in flight
Nothing could have spared him
Five lines
Five lines flared from the oven
Five lines with which he marked out time
Leave him for the foxes
Leave him for the foxes
David Sylvian legde een lange weg af. Begin jaren '80 was hij de posterboy van de new romantics. Met zijn groep Japan gooide hij commercieel gezien hoge ogen. Niet langer tevreden met zijn artistiek imago ging op zoek naar spirituele en persoonlijke verdieping. Sylvian ging allianties aan met ongewone muzikanten zoals Robert Fripp, Jon Hassell, Ryuichi Sakamoto en anderen... De smet van de romantiek bleef echter heel lang kleven. Sylvian kon nooit kiezen tussen radicaal experiment en het meer traditionele songschrijverschap. Neem daarbij zijn zoetgevooisde stem en het plaatje wordt duidelijk. Een samenwerking met Scott Walker bijvoorbeeld kwam nooit van de grond. Walker vond dat er niet genoeg lijden zat in de muziek van Sylvian.
De jaren eisten hun tol. Sylvian scheidde van zijn vrouw, brak met Virgin Records en richtte zijn eigen muzieklabel Samadhi Sound op. De zoektocht naar de essentie legde zijn vruchten af. Sylvian betekent commercieel gezien misschien niet veel meer in 2010, maar hij is wel het boegbeeld geworden van de internationale muzikale avant-garde. Zijn laatste echte soloalbum 'Manafon' staafde die vermoedens. Artistiek gezien was dit zijn allergrootste succes. Sylvian legde de omgekeerde weg af en werd in alle gereputeerde muzikale kwaliteitsmedia bedolven onder lof. 'Manafon' was zowel tekstueel als muzikaal een aangrijpend en intens meesterwerk.
'Sleepwalkers' is niet de echte opvolger van 'Manafon'. Daarvoor moeten we nog even wachten tot in 2011. Naast soloartiest is Sylvian ook een muzikant die voortdurend op zoek is naar nieuwe samenwerkingen en uitdagingen. Deze soms obscure en moeilijk te vinden samenwerkingen van het voorbije decennium zijn nu eindelijk gebundeld op een enkele compilatie. De Japanse muzikant Ryuichi Sakamoto is één van de oudgedienden op de verzamelaar. De dertigjarige muzikale relatie van Sylvian en Sakamoto wordt nieuw leven ingeblazen op het introspectieve 'World citizen - I won't be disappointed'.
'Sleepwalkers' laveert op een grandioze wijze tussen lichtere en zwaardere songs. 'The day the earth stole heaven', 'Wonderful world' en 'Money for all' van zijn project Nine Horses kregen een verdiende opfrisbeurt en klinken nu nog beter. Minder evident zijn de samenwerkingen met Fennesz ('Transit'), Jan Bang en Erik Honoré ('Angels') en Takagi Masakatsu ('Exit/delete'). 'Thermal' is een op muziek gezette ode aan zijn dochtertje. 'Ballad of a deadman' en 'Playground martyrs' werden geplukt van de soloplaat 'Slope' van zijn broer Steve Jansen. De goede smaak van Sylvian wordt bevestigd 'Five lines', waarop hij samenwerkt met de Japanse neoklassieke componist Dai Fujikura. Spaarzame cello's en een poëtische tekst versmelten tot intrigerende chamber music. 'Sleepwalkers' is als een lichtvlek op het behang in oktober, wanneer de zomer langzaam verglijdt in de herfst. Essentiële kost.
David Sylvian, 'Sleepwalkers', www.samadhisound.com
volledige recensie verschijnt maandag op www.cuttingedge.be
FIVE LINES
Five lines
With which he marked time
Five lines flared from the ovens
He pulled the ribbons from their hair
With melodies beaten from the sheets of his mother
Songs for the end of time
Five lines
Return the birds to their singing
The sun fell, should we leave it to the foxes?
The sun fell from the sky
Leave it to its wits and its devices
The sun fell from the sky in the form of a stag
Buried deep in the forest
And that’s where he felled it
A blow to the head
That left it unconscious
Nothing further was said
We’ll set a place for him
We’ll set a place then
For he had tried
Blood, bone, feathers to the sky
Even in flight
Nothing could have spared him
Five lines
Five lines flared from the oven
Five lines with which he marked out time
Leave him for the foxes
Leave him for the foxes
Subscribe to:
Posts (Atom)