Tuesday, August 24, 2010

Voer voor negationisten?

Op pagina 85 van het boek ‘Een van de laatsten’ van Chil Rajchman lezen we: ‘In de laatste dagen van juni zijn de elf massagraven, waarin miljoenen mensen hebben gelegen, helemaal geruimd. De grond is geëgaliseerd en ingezaaid met lupine.’ Iets verder op pagina 113 schrijft Rajchman: ‘Ja, ik ben in leven gebleven en bevind me onder vrije mensen. Maar waartoe? Dat vraag ik me vaak af. Om de wereld te vertellen over de miljoenen omgebrachte, onschuldige slachtoffers, om te getuigen van het onschuldige bloed dat is vergoten door de moordenaars. Ja, ik ben in leven gebleven om te getuigen van dat grote slachthuis: Treblinka.’ Rajchman heeft het inderdaad over het vernietigingskamp Treblinka in het noordoosten van Polen. In werkelijkheid werden in Treblinka geen ‘miljoenen’ mensen vermoord, maar ‘slechts’ 900.000.

'Een van de laatsten – Het unieke ooggetuigeverslag van een overlevende van Treblinka', Chil Rajchman, Meulenhoff, 2010, ISBN: 978 90 290 8507 6.

volledig artikel verscheen op http://www.apache.be/2010/08/voer-voor-negationisten/

Volledige tekst:

IN HET BOEK EEN VAN DE LAATSTEN GETUIGT CHIL RAJCHMAN, EEN OVERLEVENDE VAN DE HOLOCAUST, OVER DE VERSCHRIKKINGEN VAN HET VERNIETIGINGSKAMP TREBLINKA. JAMMER GENOEG KLOPPEN DE CIJFERS VAAK NIET EN RIJST DE VRAAG HOE DICHT HET BOEK BIJ DE OORSPRONKELIJKE TEKST STAAT.

Door Peter Wullen

Het boek van Chil Rajchman.

“Op een keer werd een oven verplaatst naar een massagraf van ongeveer een kwart miljoen mensen. Zoals gewoonlijk werd het rooster volgeladen met het juiste aantal mensen en ’s avonds werd het vuur aangestoken. Er stond echter een straffe wind, en het vuur brandde zo hevig dat het oversloeg naar het massagraf en daar om zich heen greep. Het bloed van ongeveer een kwart miljoen mensen vatte vlam en bleef zo een etmaal branden.” (pag. 77) Die vreemde anekdote diepten we op uit Chil Rajchmans controversiële getuigenis Een van de laatsten over zijn verblijf in het nazivernietigingskamp Treblinka II in 1943. Bloed bestaat voor 90 procent uit water en het is wetenschappelijk bewezen dat het plasmagoedje helemaal niet ontvlambaar is. Wat lezen we dan eigenlijk? Pure nonsens? Hoe is het eigenlijk zover kunnen komen?

Schaduw van de dood

Chil Rajchman werd in 1914 geboren in het Poolse Lódz. Tot oktober 1942 slaagde hij er met zijn jongste zus in om uit de handen van zijn nazivervolgers te blijven. De rest van de familie Rajchman werd opgesloten in het getto van Warschau. Zijn oudste zus Ratse werd vermoord in het getto van Lódz. Zijn tweede zus Rivke werd vergast in Treblinka. Wat er met zijn jongste zus Roeske, zijn broer Jitschok en zijn vader is gebeurd, zal hij nooit te weten komen. Rajchman zelf rolt van het ene in het andere vreselijke baantje om in Treblinka te kunnen overleven. In augustus 1943 werkt hij actief mee aan de opstand tegen de bewakers en kan hij ontsnappen. Door her en der onder te duiken redt hij zijn leven.

In die periode schreef hij over zijn verblijf in het vernietigingskamp en over het lot van zijn medegevangenen. De teksten behoren tot een bijzondere en beperkte soort geschriften van de holocaust: geschriften die opgesteld werden in de schaduw van de dood, toen de oorlog zelfs nog niet afgelopen was.

Objectief verslag

Toch klopt er iets niet met het boekje Een van de laatsten. Het unieke ooggetuigeverslag van een overlevende van Treblinka. De ondertitel luidt ‘Herinneringen van Jechiël Meir Rajchman (Henryk Romanowski)’. Rajchman schreef zijn memoires in het Yiddisch tijdens zijn verblijf in Warschau in 1944. In 1946 werden zijn aantekeningen herzien en vrijelijk aangevuld door de Joodse dichter Yad Vashem. Ongeveer 64 jaar na de feiten werd de tekst gepubliceerd en geredigeerd door de Franse uitgeverij Les Arènes. In hoeverre we hier nog met de oorspronkelijke tekst te maken hebben en niet met een opgeblazen historisch verzinsel, is moeilijk uit te maken.

Rajchman bewaarde de aantekeningen zorgvuldig toen hij zich eerst in Polen vestigde en dan naar Uruguay emigreerde. Hij gebruikte ze als getuigenis op het proces tegen de nazibeul John Demjanjuk in de Verenigde Staten en in Jeruzalem, maar al die tijd bleef zijn manuscript onuitgegeven. In hoeverre kunnen mensen meer dan een halve eeuw na de feiten een objectief verslag geven van hun wedervaren in een nazikamp?

Ongeloofwaardig historisch potje

Ongetwijfeld zijn hier één of meerdere redacteurs aan het werk geweest. Het boek staat vol aantoonbare onjuistheden en historische onwaarheden.

 Op pagina 85 lezen we: “In de laatste dagen van juni zijn de elf massagraven, waarin miljoenen mensen hebben gelegen, helemaal geruimd. De grond is geëgaliseerd en ingezaaid met lupine.” Iets verder, op pagina 113, schrijft Rajchman: “Ja, ik ben in leven gebleven en bevind me onder vrije mensen. Maar waartoe? Dat vraag ik me vaak af. Om de wereld te vertellen over de miljoenen omgebrachte, onschuldige slachtoffers, om te getuigen van het onschuldige bloed dat is vergoten door de moordenaars. Ja, ik ben in leven gebleven om te getuigen van dat grote slachthuis: Treblinka.” Rajchman heeft het inderdaad over het vernietigingskamp Treblinka, in het noordoosten van Polen, maar in werkelijkheid werden daar geen ‘miljoenen’ mensen vermoord, maar ‘slechts’ minimaal 700.000 en maximaal 900.000.

Er zijn weinig getuigenissen bewaard over hoe het er precies aan toeging in Treblinka. De getuigenis van Rajchman is dus uiterst belangrijk. Bekend is de discussie die hij voerde met zijn ex-medegevangene Wiernik over de capaciteit van de gaskamers. Wiernik telde een absurde 20 tot 25 mensen per vierkante meter. Rajchman beweerde dat er acht mensen per vierkante meter opgesloten werden in de gaskamers, wat ons nog altijd vrij veel lijkt. Een simpele berekening leert echter dat het aantal heel wat lager lag en dat er maximaal 750.000 slachtoffers gedood werden in Treblinka. Rajchman verhoogt dat sterftecijfer met ongeveer 100 procent. Waarschijnlijk had hij nobele bedoelingen toen hij zijn verslag neerschreef, maar de geschiedenis en zijn slechte geheugen maakten er een ongeloofwaardig historisch potje van.

Wantrouwen

Uitgeverijen proberen daarbij nog eens om met een sensationele cover, titel en ondertitel de aandacht van de lezers te wekken en dit boekje als dé waarheid over Treblinka te verkopen. De geschiedenis van de nazivernietigingskampen is meer gediend met betrouwbaarheid, discretie en uiterste omzichtigheid, vooral als het gaat om concrete cijfers. Het aandikken of verdoezelen van de waarheid leidt tot wantrouwen, ongeloof en in het ergste geval tot negationisme. Chil Rajchman is met ‘Een van de laatsten’ tegen wil en dank de Steven Spielberg geworden van Treblinka II.

De wrede paradox van de holocaust - Over 'Nachschrift 1 + 2' van Heimrad Bäcker (full text)


‘je zag mensen geschokt op straat : “ik heb mijn ster vergeten!” of ze werden op straat tegengehouden : “waar draagt u uw ster?” dan ijlden ze met de hand voor het gezicht hun huis in’ Zijn dit de beginregels van een roman of een ooggetuigeverslag? Neen, het is het vierregelige begingedicht van ‘nachschrift’ van de Oostenrijkse auteur Heimrad Bäcker. Het volgende gedicht bestaat uit een opsomming van data van 1933 tot 1941, die de toenemende uitsluiting van de Joden illustreren. Gruwel wordt lyriek. Via een omweg werd Bäcker onlangs herontdekt in Europa door de Amerikaanse vertaling van zijn ‘nachschrift’. Het originele, opgestijfde Duits van de naziambtenaren geeft net die dimensie meer aan de ‘teksten’ van de 'dichtbundel'.

De eerste weken na de bevrijding van de concentratiekampen zijn cruciaal voor een goed begrip van de Endlösung. Honderden vlugschriften en snel geschreven getuigenissen over de kampen verschenen in ijltempo. De meeste vormden geen hoogstaande literatuur. Ze waren hooguit bestemd om de grote massa in te lichten. Die getuigenissen uit de eerste hand zijn wel van essentieel belang om de geschiedenis te begrijpen. De eerste meldingen over Duitse vernietigingskampen stuitten op ongeloof bij een deel van de bevolking. Tegelijk met de eerste berichten van concentratiekampen stak de twijfel de kop op. Kan zoiets wel waar zijn? Hoe is zoiets überhaupt mogelijk?

ich fing an zu erzählen und sagte: niemand wird mehr zurückkommen, alle sind ermordet und verbrannt worden.
ich hatte noch keine drei wörter gesagt, da unterbrach mich
mein bruder und sagte: hört auf mit ihm zu reden, er ist
nicht ganz richtig im kopf. kann man das glauben, was er
erzählt? menschen sollen sie verbrannt haben?

(‘nachschrift 2’, pagina 231)


De Belgische weerstander en vakbondsman Hubert Lapaille maakte abstractie van zijn lijden en van zijn wedervaren in Buchenwald. Hij schreef een methodisch en gedetailleerd boekje over de organisatie van het vernietigingskamp. Op 11 april 1945 werd Buchenwald bevrijd. Nauwelijks 3 maanden later rolde zijn boek ‘Buchenwald’ van de persen. “En dernière minute, quant vint pour eux le moment de la fuite, les S.S. résolurent de faire disparaître leur paperasserie, cette comptabilité macabre qui les justifiait aux yeux des nazis. Et l’un des derniers jours, nous vîmes sortir du crématoire une myriade de morceaux de papier calciné. Mais de nombreuses ont été retrouvées intactes.” (Hubert Lapaille, ‘Buchenwald’, Editions Germinal 45 et Michel-Ange, 11 juin 1945, Bruxelles, pag. 101).

De Vlaming Alfons Ryserhove legde in een boekje met weerzinwekkende foto’s van verbrande en opeengestapelde, uitgemergelde lijken de emotionele getuigenis vast van een overlevende van het doorgangskamp Gardelegen. De beschrijving mist zijn effect niet: “Dien middag wordt een Rus terechtgesteld, ‘wegens inbreuk op het reglement en het wettig gezag’. Al de gevangenen mogen toekijken. Men bevestigt een houten blokje in den mond van den ongelukkige, vlak voor de tong. Dan wordt een strop om de hals gelegd en het lichaam rijst traagzaam omhoog. Het houten blokje dient om te beletten, dat de martelaar de tong zou uitsteken. Aldus wordt de foltering veel heviger…” (Alfons Ryserhove, ‘Levend verbrand in Gardelegen’, Vrijreeks nummer 2, Uitgeverij Scherrens, Brugge, ca. 1945, pag. 8)

OM NIET TE VERGETEN

Hoe getrouw deze getuigenissen de realiteit ook weergeven, het blijven door subjectieve inkleuring bemiddelde secundaire getuigenissen. Daartegenover staat Bäcker met zijn onomstotelijke primaire bronnen. Geen bemiddeling door fantasie hier. Brute teksten worden zonder omweg aan het papier toevertrouwd. De Oostenrijkse auteur, fotograaf en uitgever Heimrad Bäcker (1925-2003) behoorde aanvankelijk tot de verkeerde kant. Op zijn achttiende was hij Gevolgschaftsführer bij de hitlerjugend. ‘nachschrift’ is een eeuwige boetedoening voor zijn lidmaatschap van de Partei. De schrijver Bäcker liet geen omvangrijk oeuvre na. Hij was de bezieler van het Oostenrijkse tijdschrift edition neue texte, dat gespecialiseerd was in concrete en concreet-visuele poëzie en onder meer werk uitgaf van Gerard Rühm en Reinhard Priessnitz. Vanaf 1968 begon hij originele teksten en documenten over de Holocaust te verzamelen voor zijn dichtbundel ‘nachschrift’. Ik citeer: ‘De totaliteit van de nationaal-socialistische moordmachine , de cynische dialectiek van geperverteerde ethiek en vernietiging, hygiëne en bestialiteit zijn noch beschrijfbaar noch bevattelijk.’ Volgens Bäcker staat elke beschrijving de realiteit in de weg. Er bestaat geen enkel medium dat deze feitelijke, totale werkelijkheid kan overbrengen. Kan men de realiteit van de concentratiekampen dus uitbeelden? De vraag is retorisch. Het dichterlijk streven van Bäcker lijkt bij aanvang tot falen gedoemd.

was hat sich dort abgespielt?
hat jemand gesagt, wie viele herauszusuchen sind?
gab es da richtlinien?
ist ihnen bekannt, ob immer ein arzt den befehl gegaben hat?
wer gab dem sanitätsdientstgrad das zeichen?

(‘nachschrift’, pagina 37)


‘nachschrift’ is geen beschrijving geworden. Het is geen weergave van een genocide. “Het volstaat om de taal van de daders en van de slachtoffers te citeren”, stelt Bäcker in zijn nawoord. “Het is voldoende om bij de taal te blijven die in de documenten bewaard gebleven is. Document en ontzetting, statistiek en gruwel vallen dan samen.” Bäcker verzamelde schriftelijke sporen van deze realiteit: dodenlijsten, optellingen, verbodsvoorschriften, protokol, statistieken, cijfers, data, randbemerkingen, kilometerlijsten,… Onopvallende en onschuldige verwijzingen worden dodelijke en duidelijke connotaties van foltering en moord.

Z
ZM +
ZM
ZM –
NZ

(‘nachschrift, pagina 121)


GEEN ILLUSIE

De tekstfragmenten zijn overblijfsels van been nooit eerder vertoonde waanzin en van een onvoorstelbare gruwelijkheid. Binnen de tekst, verklaart Bäcker, ‘gibt es keine außerhalb des Zitats liegende Literarizität’. Hij onderzoekt m.a.w. de literaire aard van de talige communicatie, dit als onderscheid tot het puur narratieve aspect van bijvoorbeeld de beschrijving van het concentratiekamp van Gardelegen (cf. supra). Enerzijds is er het niveau van het ‘taalmateriaal’ waarmee hij werkt. Tweede niveau is de ordening van het taalmateriaal. Bäcker schept geen dramatis personae. Hij laat zich niet door zijn materiaal meevoeren. Zijn enige betrachting is om het historische materiaal zo zorgzaam mogelijk uit de context van zijn gruwelijke, historische waarheid te lichten. ‘De spiegel van de realiteit behoeft hier geen illusie’. Voor de omgang met het woordmateriaal en voor zijn inspiratie bediende hij zich van de concrete poëzie, een poëzievorm waarin gevoelens of gedachten niet op de talige wijze uitgedrukt worden, maar door een bijzondere klank- of grafische vorm te creëren. Hij stoft het materiaal af, zonder het van zijn drek te bevrijden. Hoewel hij goed beseft dat hij op die manier vervreemding creëert, leidt deze methode niet tot een op zichzelf staande werkelijkheid. De basishouding van Bäcker t.o.v. het document is zorgvuldig: “Documenten zijn literatuur, die zichzelf schrijven en als literatuur erkend worden.”

rywka kliegerman
sala pasztejn
josek pajkus
luba gac
motek fiszbaum
fajga margules
dworja rozenberg
chana zajdenwach

rywka kliegerman
sala pasztejn
josek pajkus
luba gac
motek fiszbaum
fajga margules
dworja rozenberg
chana zajdenwach

(‘nachschrift 2’, pagina 26)


De waarde van ‘nachschrift’ ligt in de subtiele raffinement waarmee Bäcker zijn bronnen hanteert. De kracht van bovenstaand geciteerd ‘gedicht’ bijvoorbeeld ligt in de tweestrofige, zangerige herhaling van Joodse namen en in het duidelijke besef dat dit namen zijn van vermoorde mensen. Bäcker past geen trucje toe. De namen werden letterlijk geciteerd en effectief zo weergegeven op een tweetalig plakkaatje met de namen van geëxecuteerde joden. De ingrepen van Bäcker zijn veel subtieler. Ze beperken zich tot plaatsing, arcering en het hier en daar weglaten van een overtollig woord.

NIKS SCHRIJVEN

In meer dan zestig jaar zijn er ontelbare pogingen geweest om de wreedheden van de shoah weer te geven. Films, documentaires, schriftelijke ooggetuigenissen, gesublimeerde poëzie maakten het onbeschrijflijke beschrijflijk. Heimrad Bäcker gebruikte op grote schaal originele nazidocumenten en goot ze zonder een letter te veranderen in de vorm van conceptuele gedichten. 'Comment peut-on rien écrire?' Schreef Derrida over de Joods-Roemeense dichter Paul Celan. De dader-slachtoffer dichotomie is hiermee compleet. Dader Heimrad Bäcker schreef helemaal niks. Hij gaf alleen maar weer. De grote, onoplosbare tegenstelling van ‘nachschrift’ is dat dit tot ongemeen krachtige poëzie leidt. Dat komt door de uitgekiende, visuele vormgeving van de bundel: op spaarzaam bedrukte witte pagina’s verschijnen letters, woorden en brokstukken van zinnen gerangschikt in lange rijen, kolommen, lijsten en afkortingen. Omringd door leegte wordt de boodschap van de zwarte letters extra uitvergroot. De verbeelding van de lezer wordt geprikkeld maar nergens ingeperkt wat een schokeffect teweegbrengt.

‘nachschrift’ werd voor het eerst uitgegeven in 1986. In 1997 bracht Bäcker een tweede dichtbundel uit. ‘Nachschrift 2’ werd opgedeeld in twaalf onderscheiden stadia, van de voorbereiding tot de nasleep van de holocaust. ‘Nachschrift’ als geheel werkt niet op elk niveau. Soms zie je door de overvloed aan kryptische afkortingen, cijfermateriaal en het overmatig experimentele de poëzie niet meer. In de beste momenten is dit een duizelingwekkende opeenvolging van onthutsende gespreksflarden en scherven wereldliteratuur. Het blijft een fantastische paradox dat Da., Sah., Bu., Mau., Flo., Neu., Au., GrRo., Natz., Nie., Stu., Lub., Rav. en Herz. aanleiding gaven tot één van de sterkste staaltjes naoorlogse, concrete antipoëzie die ooit het licht zagen.


dit artikel verscheen verkort in het julinummer van het tijdschrift rekto:verso, http://www.rektoverso.be/nummers/920-nr-42-juli-augustus-2010?layout=blog, dit is de volledige versie

Heimrad Bäcker, ‘Nachschrift 1 + 2’, Literaturverlag Droschl, Edition Neue Texte, Graz-Wien 1993/1997.
Heimrad Bäcker, 'transcript', translated by Patrick Greaney and Vincent Kling, Dalkey Archive Press 2010.

Hildur Gudnadóttir - 'Mount A'

IJslandse met een cello

De IJslanders zijn waarschijnlijk het raarste volkje dat onze aardkloot bewoont. Ze zijn maar met een half miljoen, maar wat een recente geschiedenis! De weelde die ze het laatste decennium binnenhaalden, bleek gebouwd op pure speculatie. Toen dat aan de licht kwam, werd het land in een ongeziene financiële crisis ondergedompeld. Ze hebben de actiefste vulkanen van de planeet. Daarnaast beoefent de meerderheid van de IJslanders een of andere kunstvorm. Het percentage muzikanten ligt onwaarschijnlijk hoog. De uitstroom van muzikanten en bandjes naar de rest van Europa is even groot. Om de drie maanden worden we wel met een nieuwe naam om de oren geslagen.

Ondanks de economische crisis blijft de IJslandse artistieke hausse maar voortduren. De nieuwe trend is bovendien niet meer zozeer elektronisch maar neoklassiek. Hildur Ingveldardóttir Guðnadóttir of Gudnadóttir is een celliste die onder meer meewerkte met het Finse elektronicaduo Pan Sonic en met het Ijslandse collectief múm. In 2009 bracht ze het fel geprezen soloalbum ‘Without Sinking’ uit. De erkenning noopte Touch om haar eersteling opnieuw uit te brengen. ‘Mount A’ werd in 2006 uitgebracht onder het pseudoniem Lost In Hildurness op het IJslandse 12 Tónar, maar kreeg nu een oppoetsbeurt en wordt in een door Denis Blackman geremasterde versie opnieuw uitgebracht.

Een album met alleen maar met de zwaarmoedige klanken van een cello? Je kunt je daar vragen bij stellen, maar Guðnadóttir brengt het er vrij goed van af. De opnames vonden voornamelijk plaats in het afgelegen IJslandse gehucht Hólar, maar ook in New York. Dat ‘Mount A’ een duister en weemoedig album is, staat buiten kijf. ‘Light’ drijft op één enkele melancholische lang aangehouden noot en is allesbehalve licht. In ‘Floods’ en ‘Casting’ duiken embryonale melodieën op. Het licht- en schaduwspel gaat door op ‘Shadowed’ en ‘Growth’.

Gaandeweg breidt Hildur haar instrumentenpalet uit met de exotische en lichtere klanken van gamba, zither, khuur en gamelan. Dat geeft een meerwaarde aan het album. ‘Earbraces’ klinkt onaards mooi met zijn bel- en gongachtige gamelanklanken. Het tien minuten durende ‘You’ is het kroonstuk van het album. Je zou zweren dat hier een orkest aan het werk is, maar Hildur beroert zelf alle instrumenten. ‘Mount A’ is een album als een nachtelijk woud om langzaam en tergend traag in te verdwalen en een welkome aanvulling bij het veel toegankelijkere ‘Without Sinking’. 'Mount A' is een wondermooi werkstuk met een heel lange houdbaarheidsdatum.

deze cd review verscheen op www.cuttingedge.be

Thursday, August 19, 2010

Sistol - 'On the bright side'

Van Hailuoto naar Camarillo

Gemaakt en geproduceerd in het kille Hailuoto in het noorden van Finland en uitgebracht in het hete Californische Camarillo. Het gloednieuwe Amerikaanse muzieklabel Halo Cyan blaast tegelijk warm en koud. Halo Cyan is een offspring van Phthalo Records, dat tien jaar geleden zowat de norm vormde voor de muzikale underground in de States en artiesten zoals Daedelus of John Tejada lanceerde. Labelbaas Dimitri Fergadis is een oudgediende en dat zullen we geweten hebben. De eerste release in een hele reeks is er één om u tegen te zeggen. Sistol is een van de aliassen van de alomtegenwoordige Finse technoproducer Vladislav Delay, ook bekend als Luomo en Uusitalo.

Delay bracht tien jaar geleden al eens een titelloos album uit op Phthalo. Ter gelegenheid van de heropstanding van zijn alter ego is dat album heruitgebracht als de dubbelaar ‘Remasters & remakes’. De ‘Remasters’ verschillen niet zo gek veel van de originele versies. De aanpak was toen nogal lo-fi. In de stilte voor of na een nummer hoor je soms het zoemen van Delays computer. 'Sistol' bevat grimmige en gortdroge techno waar we al na twintig minuten spontaan van beginnen te kokhalzen. Het enige nummer dat blijk geeft van enige verbeelding, is het hikkende ‘Hac’. De rest zijn beats, beats, beats en nog eens beats ... De ‘Remakes’ zijn een pak interessanter. Sistol wordt onder meer onder handen genomen door Alva Noto, John Tejada, Mike Huckaby en vooral DuranDuranDuran, dat een fantastische, keiharde versie neerpoot van ‘Hajotus’.

De nieuwe van Sistol heet ‘On the bright side’ en is van een volledig andere orde dan zijn illustere voorganger. Poppy, dansbaar en lichtvoetig: ‘On the bright side’ toont de extatische kant van funseeker Delay. ‘(Permission to) Avalanche’ en ‘Hospital husband’ geven tot in de titels toe blijk van veel humor en inventiviteit. Maar het zijn vooral het titelnummer ‘On the bright side’, de schuifelende beats van ‘Fucked-up novelty’ en het stroboscopische ‘Glowing and so spread’ die ons wild maakten en uw clubfeestjes in het najaar zullen opvrolijken. Zo’n goede techno hoorden we al lang niet meer. De toekomst van Halo Cyan lijkt hierbij verzekerd. Dj- en clubvriendelijk als ze daar zijn bij Halo Cyan, hoort bij de cd een 12”-single met remixes van een all-star techno crew. Naar het schijnt, zat Daniel Lopatin aka Oneohtrix Point Never ook achter de knoppen voor een remix. We zijn meer dan benieuwd …

review op www.cuttingedge.be

Friday, August 13, 2010

Muziek en ecologie - Interview met Jana Winderen


Kan je tegenwoordig nog naar de Noord- of de Zuidpool trekken om daar met de meest geavanceerde apparatuur geluidsopnames te maken van afkalvende gletsjers, klotsende fjorden, ijzige noordenwinden en fauna en flora van boven de poolcirkel zonder rekening te houden met de 'politics of ecology'? De poolcirkels verloren hun onschuld. Het volstaat niet meer om veldopnames te maken van koude poolzeeën en van kruipend ijs. Een klaar idee hebben van de omgeving waarin je werkt, is een noodzaak. Hoe breng je geluidsopnames van door menselijke interventie ecologisch onstabiel geworden omgevingen over bij de luisteraar? We vroegen het aan de Noorse Jana Winderen die net de cd 'Energy field' uitbracht op het Britse experimentele label Touch.

Gewapend met gesofisticeerde hydrofoons, parabolische microfoons en een digitale harddisk recorder trekt de Noorse Jana Winderen naar plaatsen die belangrijk zijn voor ons begrip van de complexiteit en de kwetsbaarheid van maritieme ecosystemen. Voor 'Energy field' maakte ze trips naar de Barentszzee ten noorden van Rusland, naar Groenland en naar Noorwegen. De opnames, die ze daar maakte, verwerkt ze op haar nieuwe album tot krachtige en dynamische geluidslandschappen, die een eigen verhaal vertellen. De protagonisten zijn niet alleen noordenwind, raven en honden, maar ook jagende, parende en zwemmende schaaldieren en vissen. Het resultaat is verbluffend: een reis naar de onbekende audiowereld van het onherbergzame noorden.

Het onvatbare en de ultieme openheid van natuurgeluidsopnames vormen voor Jana Winderen een echte uitdaging. Met het ter plekke gevonden materiaal gaat ze aan de slag om bij de luisteraar vrije associaties, directe ervaringen en gevoelens op te wekken. 'Ik zoek naar geluiden uit ongekende geluidsbronnen', zegt ze over haar album. 'Noem het blinde veldopnames. De laatste vier jaar verzamelde ik met hydrofoons vooral opnames van rivieren, oevers en oceanen, en recentelijk van gletsjers in Noorwegen, IJsland en Noorwegen. In de diepte van de oceaan zijn er onzichtbare maar hoorbare geluiden, waarvan we onwetend zijn, zelfs al bedekken de oceanen 70% van de aardoppervlakte. Ik experimenteer met verschillende microfoontypes om geluiden te verzamelen, die niet onmiddellijk herkenbaar zijn, maar ruimte bieden voor ruimere, creatieve interpretatie bij de luisteraar. Die geluiden gebruik ik als bronnenmateriaal voor composities in een live omgeving of installaties en tegenwoordig ook voor film, radio, cd en vinylproducties.'

SLAK

Voor haar projecten gebruikt Jana verschillende werkmethodes. Staande voor een installatie zal de luisteraar immers zijn eigen plaats en tijdstip in de ruimte kunnen uitkiezen. 'Maar ik kan de set-up van de speakers zodanig controleren dat ik kan bepalen hoe ik de mensen wil doen luisteren', zegt ze. 'In het geval van een cd creëer je een vaste tijdlijn. Je verliest de controle over waar en wanneer de geluiden gehoord worden. De radio vergt weer een andere manier van werken: je kunt daar verhalen vertellen, mensen ontmoeten en uitleg geven over je werkmethode. Naargelang de situatie gebruik ik verschillende communicatiemethodes. Onze ecosystemen zijn hard en brutaal. Ze verbergen enorme verborgen krachten in zich. Mijn compositieproces start meestal met de keuze van de juiste microfoon. Dan beslis ik waar ik hem zal installeren, hoeveel microfoons ik wil gebruiken en hoe diep ik de hydrofoons in het water of in het ijs zal plaatsen. Elke keuze creëert voor de luisteraar een aparte luisterervaring. Een microfoon in de buurt van een slak registreert het schrapen van zijn lijf over een steen terwijl hij zich aan het voeden is. Vanop een afstand hoor je hoe een ijsberg afbreekt. Met twee, drie of vier hydrofoons tegelijk krijg je een verschillend ruimtelijk besef van de geluidsomgeving die je onder water aantreft. In statische live installaties gebruikte ik ooit in real time opnames van voorbijzwemmende, jagende of etende vissen.'

ØKOFILOSOFI

Op het dynamische en broeierige 'Energy field' zijn de geluiden gelaagd, maar op bepaalde plaatsen zijn de lagen heel dunnetjes op elkaar gestapeld. De opnames hebben uit zichzelf al voldoende innerlijke vaart en energie. De maritieme ecosystemen spatten zowaar uit je speakers. Als luisteraar blijf je niet onbewogen. Je wordt als het ware meegetrokken in de geluidswereld die Jana voor je creëert. 'In 1987 ging ik in Oslo naar een lezing door Arne Næss', aldus Jana Winderen. 'Hij kan beschouwd worden als de stichter van de Økofilosofi. In die periode studeerde ik visecologie, biochemie en wiskunde aan de Oslose Universiteit. Ik kan me vinden in veel van Næss's basisgedachten en ik nam ze ook op in mijn manier van denken. Onze zintuigen zijn beperkt. We zien en horen in een niet al te breed spectrum. Heel wat zaken liggen buiten het bereik van onze zintuigen. Ik geloof dan ook dat we veel nederiger moeten zijn en onszelf meer moeten bekijken als deel uitmakend van het complexe ecosysteem van de natuur. We bestaan niet afzonderlijk. In de loop van onze geschiedenis verloren we heel wat van onze mogelijkheden. De enorme variëteiten aan levensvormen onder het oceaanoppervlak ontwikkelden zich al miljoenen jaren langer dan wij.'

HENRY DE HARING

Ecologie en alles wat ermee gepaard gaat, is altijd al heel belangrijk geweest voor Jana en speelt een rol in haar werk als geluidsdeskundige. Haar favoriete boek uit 1973 was 'Økologi'. 'Toen ik over ecosystemen begon te leren en toen ik hoorde hoe alles onderling verbonden is, was ik nauwelijks acht jaar', zegt ze. 'Toen ik dertien was, schreef ik een essay over een vis die Henry de Haring heette en die rondzwom terwijl hij commentaar gaf op de menselijke activiteit en de ecosystemen in de oceaan. Nu probeer ik een verhaal te vertellen met de geluiden die ik vind en met de indrukken die ik verzamel. Dat gebeurt niet alleen auditief, maar wordt evenzeer bepaald door de atmosfeer van de plaats, door de mensen die ik ontmoet of door de verhalen die ze vertellen en door de dingen die op weg naar de plaats van opname gebeuren. Een album of een concert is niet louter een document. Ik put de dramatische impact van mijn opnames volledig uit. Wanneer ik voorbeelden van mijn werk geef op een klimaatconferentie, zal dat vanzelfsprekend op een meer documentaire manier gebeuren. Een ecologisch project realiseren dat alleen maar geluiden omvat die te maken hebben met de wereldwijde klimaatwijziging? Ik denk niet dat dat kan … Tuurlijk kan ik opnames maken van 'smeltend ijs', maar dat alleen is lang niet voldoende. Het zou zijn zoals schilderen met één kleur, en dat is net iets dat ik zorgvuldig probeer te vermijden …'


Jana Winderen - 'Energy field' [Touch # TO:73], www.touchmusic.org.uk.

Artikel verscheen op: http://www.cuttingedge.be/pages/3629-muziek-en-ecologie-interview-met-jana-winderen

Friday, July 30, 2010

De kroonjuwelen van Amerika – Over ‘Does It Look Like I’m Here?’ van Emeralds

Met zeer veel zin voor veralgemening zou je kunnen stellen dat er ongeveer om de tien jaar een Amerikaanse experimentele band opstaat die er echt toe doet. Tijdens de noughties was dat Animal Collective. Hun mix van aanstekelijke americana, weirde folk en epische songs raakte via een reeks op hun eigen label en op undergroundlabels gereleasde albums bekend bij een ruim publiek. Op 'Strawberry Jam' en 'Merriweather Post Pavillion' - allebei op Domino - behielden ze hun eigen experimentele smoelwerk. Het trio Emeralds uit het afgelegen Cleveland Ohio lijkt in 2010 net hetzelfde lot beschoren. Na twee semi-officiële albums op Hanson en op hun eigen Wagon and Gneiss Things lijkt de tijd nu rijp voor een doorbraak naar een breder publiek. 'Does It Look Like I'm Here?' op het fantastische Oostenrijkse Mego Editions laat er geen twijfel over bestaan. Dit is 50 jaar Amerikaans psychedelisch experiment op één schijfje geperst. Een interview met Emerald Steve Hauschildt.

PW: 'Does it look like I'm here?' klinkt zowel klassiek als modern. Het ademt experiment maar is tegelijk ook op een menselijke manier toegankelijk. Waar halen jullie die fantastische, epische sound?

Steve Hauschildt: Wel, we spelen al vijf jaar samen. Onze sound is de fusie van onze collectieve muzikale kennis en van onze levenservaring. We werkten hard om het geluid te krijgen dat je nu hoort. Het is niet iets dat je makkelijk opspoort of ontcijfert. De instrumenten die we gebruiken, werden daarvoor zorgvuldig en doelgericht uitgekozen. Onze nummers nodigen met opzet uit tot meerdere luisterbeurten. Sommige stukken of geluiden openbaren zich pas na verloop van tijd.

PW:Het verloop van jullie muzikale loopbaan lijkt wat op dat van het grootse Animal Collective. Niet zozeer muzikaal maar vooral door de wijze waarop jullie via een pak releases op kleine labels naar de oppervlakte dreven. Is dat de manier waarop het in Amerika tegenwoordig werkt voor bands?

Steve Hauschildt: Animal Collective kreeg weinig aandacht tot de media hen opmerkte. Nadat ze al vier albums uitgebracht hadden, hadden ze maar een beperkte mate van succes. In het vroegste embryonale stadium van Emeralds was onze output groter. Ik denk dat het Wolf Eyes paradigma van 'proliferatie' wel kan werken voor sommige artiesten maar het garandeert absoluut niks – simpel gesteld, het is van cruciaal belang dat je zoveel mogelijk tijd en energie steekt in iets waarvan je positieve resultaten verwacht.

PW: Jullie zien het dus groots. 'Candy Shoppe' klinkt zo zo zo Kraftwerk ... Als Amerikaanse band hebben jullie een bijna Europese sound. Het kan nauwelijks toeval zijn dat je in contact kwam met het Weense muzieklabel Editions Mego?

Steve Hauschildt: We luisterden en absorbeerden de wonderlijke platen van Kraftwerk en van gelijkaardige Duitse elektronica-artiesten, maar dat is niet de enige reden waarom we de kans kregen om een album op te nemen voor Editions Mego. We luisteren in onze vrije tijd naar een breed muziekgamma. Succes in Europa en elders leek ons zeker geen onzinnig idee. We volgen Mego al jaren maar het was pas toen we labelbaas Mr. Pita Rehberg vorige zomer in persoon ontmoetten in New York City dat we het idee opperden om een album op te nemen voor Editions Mego.

PW: Ik hoor 'Tranzition' van Richard Pinhas. Maar ook Kraftwerk, Pierre Henry, Jean-Michel Jarre, 'Music for airports' van Brian Eno of zelfs even Durutti Column. Waarom maken een drietal Amerikaanse twintigers muziek die refereert naar muziek die dertig of zelfs veertig jaar geleden in Europa gemaakt werd?

Steve Hauschildt: 'Tranzition' hoorde ik nog niet, maar 'Rhizosphere' heb ik op vinyl en ik vind hem heel goed. Een aantal jaren geleden luisterden we heel veel naar Heldon (de eerste progrock band van de Franse muzikant-filosoof Richard Pinhas, pw). 'Allez Teia' is mijn favoriete Heldon-album. Pinhas is sterk beïnvloed door Robert Fripp – en onze muziek wordt dikwijls vergeleken met 'No pussyfooting' van Brian Eno en ... Robert Fripp. De muziek die we maken, vult een gat in de hedendaagse elektronische muziek. Een bepaalde manier om met albums om te springen, is door de tijd verloren geraakt. Die ethos willen we herstellen. Maar we worden evenzeer beïnvloed door soul en R&B, en door obscure pop en electronica-albums. Mijn helden zijn allemaal studioperfectionisten.

PW: Welke instrumenten gebruik je? En nam je het album digitaal op of analoog?

Steve Hauschildt: Op dit ogenblik is mijn belangrijkste instrument een Prophet 08 van Dave Smith Instruments, een analoge synthesizer. Ik heb hem natuurlijk grondig onder handen genomen met effecten, filters, mixers en dergelijke ... Het album werd digitaal opgenomen op een computer met goedkope multi-tracking software. James Plotkin (Amerikaanse gitarist en producer, pw) deed de eindafwerking van het album. Hij deed een prachtjob! Hij maakte de verschillende frequenties hoorbaar. Het is zijn verdienste dat de vinylplaat perfect gesneden werd.

PW: Jullie zijn blijkbaar erg gek op oude geluidsdragers zoals cassettes en vinyl. Jullie nieuwe album komt tevens uit in een prachtige openklapbare hoes met een dubbele vinylplaat erin. Dat is bijna niet meer van deze tijd.

Steve Hauschildt: Die geluidsdragers zijn heel tastbaar. Het zijn begerenswaardige kunstobjecten die een medium vormen voor onze artiestieke expressie. Ik zie geen enkele reden waarom je je in het alomtegenwoordige informatietijdperk zou moeten beperken tot één enkel formaat. Die oudere formaten maken het voor ons tevens mogelijk om onze muziek zelf uit te brengen waardoor we op onze beurt verder kunnen werken aan nieuwe ideëen en onze muziek in de hele wereld kunnen verspreiden.

PW: Nemen jullie eerst een stuk muziek op en kiezen jullie dan een titel of starten jullie met een titel en werken jullie dan een nummer uit vertrekkend van dat basisidee?

Steve Hauschildt: Gewoonlijk nemen we een track op en dan spelen we met titels en ideëen tot we iets zinvols vinden. Dat is een democratisch proces. Met drie in een band is dat soms een keuze van 2 tegen 1. Meestal komen we echter tot een unanieme beslissing.

PW: De hoes past perfect bij de titel van het album. Ze straalt een zekere desolaatheid uit. Alsof er iemand net een kamer verliet met de tv nog aan...

Steve Hauschildt: Voor de hoes maakten we een lichtinstallatie in onze living. Onze buurman Jen Gomez nam de foto. Ik vind dat de openklapbare hoes met een foto van ons achtergelaten instrumentarium misschien nog beter past bij de titel. Ik denk dat het te maken heeft met het terugbrengen van 'het persoonlijke' in de muziek – daarmee bedoel ik, we zijn artiesten die onze huidige toestand of conditie gesublimeerd nabootsen. Wat de luistenaar hoort, is een uitbreiding van wie we zijn als mensen.

PW: Jullie zijn afkomstig uit het geïsoleerde Cleveland Ohio. Buiten Pere Ubu (experimentele muziekgroep uit de jaren zeventig) is dat niet echt een regio die bekend staat om zijn boeiende bands. Misschien ben ik fout: bestaat er toch een actieve en dynamische muziekscène in dat deel van Amerika?

Steve Hauschildt: 'Daar is niks' is een passende omschrijving, maar in de kunstwereld bestaat er niet zoiets als 'perfecte isolatie'. Pere Ubu zijn van Cleveland maar hun muzikale benaderingswijze is wel radicaal verschillend. Ik zou niet beweren dat er een actieve en dynamische muziekscène bestaat in Cleveland, maar er bestaat wel een experimentele underground in de Midwest met een aantal mensen die gelijke paden bewandelen.

PW: 'Does it look like I'm here' is een bijna volledig instrumentaal album. Ik meende vocals of een vocoder te horen op sommige nummers, bijvoorbeeld op het einde van het 12 minuten durende 'Genetics'.

Steve Hauschildt: Er staan wat goed verborgen vocals op sommige nummers. De enige die ik daarvan bijdroeg, staan op het einde van 'Double helix'. We gebruikten geen vocoders maar onze stemmen werden wel grondig bewerkt. Emeralds begon als een songgerichte band. Tot vandaag blijven we stemmen gebruiken en zelfs zingen. Als het ooit van pas komt, dan brengen we een album uit met vocals en songs.

interview met Steve Hauschildt van Emeralds verscheen op http://www.cuttingedge.be/column/3517-de-kroonjuwelen-van-amerika-over-does-it-look-like-i-m-here-van-emeralds

Over Emeralds en hun band met België, zie: http://www.factmag.com/2010/05/16/emeralds-jewel-purpose/

'Living with yourself' van Emeralds gitarist Mark McGuire komt binnenkort uit op Editions Mego, www.editionsmego.com, cd review binnenkort op www.cuttingedge.be.

Monday, July 26, 2010

Danger Mouse and Sparklehorse - 'Dark Night of the Soul'

Ode aan de doden

We houden van albums waarrond een sterk verhaal hangt. Maar de vloek die over ‘Dark Night of the Soul’ van Danger Mouse & Sparklehorse sluimert, maakt het verhaal intriest en zelfs schokkend. Niet zozeer de kwaliteit van de songs of de all-star cast die Mark Linkous en Brian Burton om zich heen verzamelden maar de omstandigheden waarin ‘Dark night of the soul’ tot stand kwam, maken het tot een cultalbum dat binnen hooguit tien jaar zal aanzien worden als een bijna mythische ‘verloren’ plaat.

Producer Danger Mouse vormt de spil van het duo Gnarls Barkley, dat enkele jaren geleden de onwaarschijnlijke hit ‘Crazy’ scoorde. Mark Linkous was de frontman van het geniale Sparklehorse dat tussen 1995 en 2009 een viertal albums uitbracht. Op 6 maart 2010 pleegde de manisch-depressieve Linkous zelfmoord. Mark Linkous hield van onverwachte combinaties. In 2009 werkt hij samen met de experimentele laptopmuzikant Christian Fennesz. In 2006 duwden zijn vrienden hem toen hij in een depressieve bui verkeerde ‘The grey album’van Danger Mouse onder de neus.

Linkous was onder de indruk. Danger Mouse produceerde enkele tracks van het volgende Sparklehorse-album ‘Dreamt for light years in the belly of a mountain’ uit 2006. De twee verzamelden een twaalftal bevriende artiesten – waarronder filmmaker David Lynch - om zich heen voor een project dat ‘Dark night of the soul’ zou heten. Wat toen gebeurde, kan de boekjes in als één van de grootste flaters die een platenmaatschappij ooit beging. Op het laatste moment werd de release uitgesteld wegens een copyrightprobleem.

‘DNOTS’ werd in eigen beheer uitgebracht als een vijftig pagina’s tellend boek met foto’s van David Lynch en een cd-r waarop fans de via het net gelekte cd konden branden. Twee zelfmoorden later komt het album toch tot ons. Eind 2009 nam Vic Chesnutt een fatale dosis medicijnen in. Hij zingt het macabere ‘Grim Augury’ dat zich muzikaal wringt omheen bizarre lyrics. Enkele maanden na Chesnutt maakte Linkous een eind aan zijn leven. Linkous zelf zingt het dubbelzinnige, autobiografische ‘Daddy’s Gone’.

Het lijstje muzikanten dat meewerkte aan ‘Dark night of the soul’ oogt indrukwekkend: Julian Casablances, James Mercer, de eeuwig jonge Iggy Pop en niet in het minst David Lynch, die zich op twee tracks aan 'zangpartijen' waagt. Het lugubere ‘Dark night of the soul’ sluit met zijn elektronische regengordijnen en manische stem het album op treffende wijze af. Op basis van de kwaliteit van ‘DNOTS’ verdienen enkele EMI-bonzen geen bonus maar een lijfstraf, om het bloedbad dat ze aanrichtten. We zijn normaal gezien niet gul met sterren, maar deze verdient het. Een vijfsterrenplaat!


Danger Mouse and Sparklehorse, 'Dark Night of the Soul', cd review binnenkort op www.cuttingedge.be

Thursday, July 15, 2010

Eén op tien voor Prince

Prince Roger Nelson: de marketingmachine draait de laatste weken weer op volle toeren. Vreemd genoeg schuwt hij daarbij de praktijken niet die hij vroeger bij zijn platenfirma aanklaagde. Prince is zelf inmiddels een afgeborstelde en gewiekste zakenman geworden. Zonder dat we er erg in hadden, werden we met zijn allen bedot...

Je kon er gewoon niet naast kijken. Om de zieltjes alvast warm te maken voor zijn komst naar België, werden op het hippe tv-kanaal 8 stokoude documentaires over de kleine purperen prins geplugd. Vóór zijn optreden in Werchter werden duizenden concerttickets via allerlei mediakanalen ‘gratis’ aangeboden. Ondanks zijn stevige livereputatie liep het die avond zelfs dan nog niet dik van het volk op de wei van Werchter. Kun je je voorstellen hoe het geweest was zonder…?

Het concert zelf was een resem opgewarmde hits. Ouwe kost eigenlijk... Tegelijk werd met veel bombarie ‘de nieuwe cd van Prince’ voor niets aangeboden bij één van de grootste kranten van het land. Voor niets is de prijs van een weekendkrant. Ook daar zijn we ingetrapt! Superlatieven werden bovengehaald voor een minderwaardig product. De achterlijke Vlaamse persmeute stapte vrolijk mee in dit boerenbedrog. Eén muziekjournalist pochte zelfs dat hij 5 uur met de ster doorgebracht had in Paisley Park. Maar wie de cd vol afleggertjes in handen kreeg, moest jammer genoeg vaststellen dat het sop de kool en de stress van het wachten niet waard blijkt te zijn. Hoe laag kun je vallen? Prince vond het allemaal prachtig, verklaarde het internet meteen dood en openbaarde in een Michael Jackson-achtige en openhartige bui dat hij voorgoed naar Frankrijk wilde verhuizen omdat de vrouwen er zo sexy zijn. Dient de hele mediacampagne dus alleen maar om te verbergen dat het helemaal niet goed gaat met Prince? Verbergt Prince iets? Wordt het dure en onrendabele Paisley Park binnenkort opgedoekt?

Bon, dit is geen roddelrubriek... Hier is wat hij te verbergen heeft: op zijn nieuwe en gratis aangeboden cd '20ten' staat volstrekt inspiratieloos, futloos en waardeloos materiaal. Als marketingtruc worden opgefokte demo’s aangeboden als een nieuwe cd. Eigenlijk vinden we het gewoon schandelijk dat zijn fans zo bedrogen en belogen worden. De enigen die hier voordeel en winst uit puren, zijn de kranten die het onding 'gratis' aanboden. Gratis is nooit helemaal gratis. Ze zullen er wel een fortuin voor neergeteld hebben, voor deze zogenaamde primeur. Eigenlijk hadden we het vooraf kunnen weten. Prince heeft ons allemaal liggen gehad. De slimme artiest zal zijn beste nummers niet zomaar prijsgeven. Maar we hebben echt wel problemen met de slechte kwaliteit en de oneerlijkheid van het hele project. Het eindproduct is uiteindelijk cash voor de heer Prince. Waarmee hij naar Frankrijk kan verhuizen. Een cirkel is altijd rond.

En hoe zit het met de nummers op de cd? De riff van ‘Controversy’ wordt op de nieuwe cd gewoon gejat om te dienen voor het mindere ‘Compassion’. De rest van het album wordt opgevuld met lamme funk (‘Beginning endlessly’), barslechte teksten (‘Everybody loves me’, zelfs Mika zou zich hiervoor schamen) en kleffe balads (‘Walk in sand’). Nog zo’n mysterie: waarom nam Prince de cd bijna helemaal in zijn eentje op in de Paisley Park studio’s? Maceo Parker, Greg Boyer en Ray Monteiro zijn de enige namen van medemuzikanten die we ontwaarden. Waar zijn de drive van The Time en van The New Power Generation naartoe? Heeft de purperen geen vrienden meer of kan hij ze niet meer betalen?

Ondanks alle kritiek geven we hem toch een schamele één op tien voor de nieuwe cd. De verrassing van het album is de funky hidden track ‘Laydown’ waar hij weer lekker stomend, sexy en clever als vanouds uit de hoek komt. ‘From the heart of Minnesota, here come the purple yoda, guaranteed to bring you a dirty new sound…’. You bet! Beter hadden we het zelf niet kunnen verwoorden. De rest van de cd stinkt een beetje. Waren de tien nummers echter allemaal zó goed geweest als 'Laydown', dan hadden we hier echt niet geklaagd… Misschien kan hij het nog, als hij tenminste nog wil en niet te veel de slimme zakenmens uithangt.

column op www.cuttingedge.be

Wednesday, July 14, 2010

Autechre - 'Move of ten'

Enkele weken geleden meldde het Finse technoduo Pan Sonic dat ze het na twintig jaar voor bekeken hielden. ‘Pan final’ is hun zwanenzang. Een tegenslag voor de fans van het hardere elektronicagenre. Hun Britse tegenpolen Sean Booth en Rob Brown gaan onder het mom van Autechre ook al bijna twee decennia mee. Stoppen of vertragen zit er bij hen niet in. Autechre gaat in 2010 zelfs in hogere versnelling. Enkele maanden geleden verscheen ‘Oversteps’. Het duo maakte tevens indruk met een twaalf uur durende technoset en hier is de nieuwe ep ‘Move of ten’ met tien nieuwe nummers en afklokkend op 48 minuten. Qua productiviteit kan dat tellen.

Het vorige album ‘Oversteps’ flirtte met melodieën. Zonder een greintje complexiteit prijs te geven, lag de nadruk op de toegankelijke elementen van hun muziek. Je zou 'Oversteps' met wat moeite zelfs kunnen omschrijven als 'intelligent dance music', al klinkt dat voor ons als een belediging in de oren. ‘Move of ten’ is een gedeeltelijke terugkeer naar het rauwere werk. De tien nummers op de ep zijn hoekig, donker en dreigend: ‘Move of ten’ duwt zijn voorganger de vergetelheid in. Dit is geen race tegen de tijd maar een wedloop tegen het einde van de wereld.

'Move of ten’ is trademark Autechre: van het hoesontwerp tot en met de bizarre titels. ‘Etchogon-S’ kicks ass en is een schot in de roos. Diepzeediepe beats vechten een rondje met kletterende, dissonante akkoorden. ‘y7’ is een gewone en gladde beatstomper zoals Autechre er dertien in een dozijn uit hun elektronische doosjes stampt. Maar dan komt het gevaar om de hoek loeren. 'Move of ten' bevat minstens twee nummers waarop Autechre de bakens opnieuw verzet. ‘pce freeze 2.8i’ is het kroonstuk van het album: een bizarre track met sporen van een mechanische stem die ongemerkt verglijdt in het nog vreemdere ‘rew(1)’ met zijn tegendraadse ritmes en pulserende bassen.

Dat de rest van de ep hetzelfde niveau niet haalt, hoor je ons niet zeggen. Een doodgewoon Autechre album verhoudt zich tot de rest van de technomeute als de Mont Blanc tot de Kemmelberg. Op de atmosferische tracks ‘nth Dafuseder.b’ en ‘M62’ overheersen de rechtlijnige beats. ‘M62’ klinkt als Kraftwerk na het innemen van een vreemde drug. ‘Cep puiqMX’ borrelt als heet vulkanisch gesteente om dan onverhoeds af te breken en je in stilte achter te laten. Velen probeerden hen te imiteren. Met elke release bewijzen Booth en Brown dat ze onnavolgbaar zijn. ‘Move of ten’ is een tussendoortje, maar wat voor één… Autechre blijft ons verbazen.

Autechre - 'Move of ten', cd review op www.cuttingedge.be

Willy Roggeman, 'Practicum of het steriele schrijven'

Het bleef lang stil rond de Vlaamse dichter Willy Roggeman (°1934) maar hij publiceert de laatste paar jaar weer regelmatig dicht- en zelfs prozawerk. Met zijn recentste dichtbundel ‘Cadenas’ won hij onlangs de prestigieuze Prijs voor Letterkunde van de Vlaamse Provincies. Roggeman is de peetvader van het naoorlogse Vlaamse modernisme. Hij is een van de invloedrijkste maar tegelijk minst bekende Vlaamse auteurs. Een groot deel van zijn werk bleef gedurende lange tijd ongepubliceerd. Met ‘Cadenas’ metselde deze keizer van de Vlaamse poëzie naar eigen zeggen de laatste steen van zijn pyramide dicht.

In 2003 verscheen de imposante turf ‘De gedichten 1953-2002’. In totaal twaalf bundels - het resultaat van vijftig jaar literaire arbeid - werden gebundeld in een wit boek. Roggeman schiep een ondoordringbaar literair oeuvre vol referenties naar muziek en andere culturen. De viertalige gedichten wemelen van de verwijzingen naar de jazz en bevatten zelfs partituren. Roggeman is immers een volleerd jazzmuzikant. Sommige critici noemen zijn dichterlijk werk een 'stenen engel'. Maar lees wat er staat en je vindt heel wat in zijn poëzie. De cyclus 'Mythologica - tien lyrische veren op gedeukte hoed' bijvoorbeeld is een ontroerende, gevoelige en geraffineerde gedichtenreeks. In 'De gedichten...' kun je jaren blijven lezen en toch steeds nieuwe dingen ontdekken.

De hernieuwde interesse voor Roggeman is misschien een neveneffect van de dood van de mediatiekere Claus. De kleine Aalsterse uitgeverij Het Balanseer greep volop de kans en gaf in een paar jaar tijd drie nieuwe werken van Roggeman uit. Het autobiografische ‘Betoverende katastrofe’ kwam uit in 2008. ‘Cadenas’, waarmee hij zijn dichterlijk leven afsloot, verscheen een jaar later. Zijn laatste prozaboek ‘Practicum of het steriele schrijven’ verscheen eind vorig jaar. Omdat Roggeman geldt als een moeilijk en stug dichter is een autobiografisch werk dubbel zo interessant. Het kan een nieuw licht werpen op zijn hermetische dichtkunst.

De verzameling losse teksten van ‘Practicum’ is geschreven tussen 1981 en 1986. Roggeman werd in de tijd getroffen door een mysterieuze ziekte, die hem het schrijven onmogelijk maakte. Hij waagde zich aan therapeutisch schrijven om de spieren in zijn rechterhand aan het werk te houden. Schrijven zonder doel tenzij het in de gang houden van bepaalde fysieke processen van het lichaam: hij heeft het over 'steriel schrijven'. Uit de bijna duizend bladen quasi onleesbaar handschrift werden uiteindelijk 321 pagina’s gedistilleerd die grofweg in twee soorten teksten kunnen opgedeeld worden: autobiografische fragmenten over de eigen lichamelijke conditie wisselen af met erudiete stukken over muziek, literatuur en filosofie.

In ‘Practicum’ tast Roggeman de grenzen van zijn eigen schrijven af. Hij onderzoekt de relatie tussen auteur, lezer en tekst. Hij balanceert tussen het literaire en het filosofische. In andere paragrafen denkt hij na over muziek. Roggeman heeft veel gemeen met de Frans-Roemeense schrijver Emile Cioran, die schrijver werd in weerwil van zichzelf. Dat ‘Practicum of het steriele schrijven’ het sluitstuk vormt van het oeuvre van Roggeman, kunnen we nauwelijks geloven. Schrijven – eenmaal het in je bloed zit – laat je nooit meer los. Dichten is bovendien een open proces. Verwacht dus in de komende maanden of jaren nog meer fraais van deze man. Roggeman is het aan zichzelf verplicht. ‘Practicum’ is alvast een uitstekende introductie tot het oeuvre van een van de merkwaardigste Vlaamse dichters.

Willy Roggeman, 'Practicum of het steriele schrijven', recensie op www.cuttingedge.be

Thursday, July 01, 2010

Taylor Deupree - 'Shoals'

Naar ‘Shoals’ van de minimalistische elektronische componist Taylor Deupree kun je op twee manieren luisteren. Vanop een afstand is het de perfecte chill out ambient om in de late uurtjes op te zetten tijdens het opruimen na een wild zomerfeestje. Prikkelend maar niet opdringerig. Open de deuren naar de tuin of het balkon en laat de frisse nachtbries binnenwaaien terwijl omgevingsgeluiden zich vermengen met de ultraminimalistische soundscapes. Of op de tweede manier: luister met een koptelefoon. Dan hoor je hoe complex en minutieus de muziek van Deupree in elkaar zit. Massa's miniatuurgeluidjes duiken schijnbaar wanordelijk op uit de stilte.

De basis van het album werd eind 2009 gelegd toen Deupree de uitgebreide verzameling Javanese en Balinese gamelans van de Yorkse universiteit ontdekte. Niet het bespelen van deze instrumenten interesseerde hem. Hij was gefascineerd door de geluiden die de instrumenten maken als je ze oppervlakkig aanraakt of er zacht overheen aait met een strijkstok. Met die sounds creëerde hij een bed van loops. Een tweede laag zijn de geluiden die Deupree zelf maakte terwijl hij in de studio bewoog, de instrumenten toevallig aanraakte of bewerkte. ‘Shoals’ bestaat bijna hoofdzakelijk uit het geluid van microfoons in de ruimte waar Deupree componeerde. Hij isoleerde de geluidsfragmenten met het speciaal daarvoor ontworpen softwareprogramma Kyma en bouwde ze laag na laag terug op.

Niets is wat het lijkt op ‘Shoals’. Net als zijn vorige subtiele meesterwerk 'Stil.' telt het album slechts vier nummers die allemaal ruim over de 10 minuten gaan. Luisteren naar 'Shoals' is een merkwaardige trip. Sluit je ogen en je hoort op het titelnummer een school vissen terwijl ze tegen algen aanschuren, piepkleine waterbellen blazen of hun prooien oppeuzelen. De synesthesie tussen geluid en dagdroom gaat verder op ‘Rusted Oak’ waar je een rukwind hoort ruisen door het dichte bladerdak van een oude eiken reus.

Op het magistrale ‘A fading found’ ontvouwt een discrete loop zich tergend traag terwijl honderden minuscule bel- en gonggeluidjes zich eromheen weven. Wie goed luistert, ontdekt zelfs een fijngelaagde structuur in het schijnbaar chaotische ‘Falls touching grasses’, dat van drie kanten tegelijk op je af komt met een driedimensionaal klankenpalet van achteloos aangeraakte voorwerpen. De suggestie van Deupree is om dit album te beluisteren in het holst van de nacht. Het resultaat is verbluffend en bedwelmend. Een aanrader om dit eens uit te proberen!

Taylor Deupree, 'Shoals', cd review nu op http://www.cuttingedge.be/music/reviews/237226-taylor-deupree-shoals-

Fighting for ourselves, we are fighting against…? On the Role of Ethnicity in the Tragic Events in Southern Kyrgyzstan

"Only in this context does it make sense to talk about interethnic conflict. Those who are fighting between themselves are not ethnicities and not cultures, not Kyrgyzness with Uzbekness, not plov [pilaf] with kumiss, although that is the image that popular Uzbek singer Yulduz Usmanova used in her song about the tragedy in Osh. People are fighting between themselves, certain that if they can rid themselves of “strangers” (throw them out, destroy them) they will gain a better life for themselves. The moreso because for many, no other avenues to attain that life remain. Cultural differences did not give birth to these convictions, but rather the social and political boundaries that were built on [those differences] over the course of decades."

http://enews.ferghana.ru/article.php?id=2643

Saturday, June 26, 2010

An Paenhuysen, De nieuwe wereld – de wonderjaren van de Belgische avant-garde [1918-1939]

TEGENSTEMMEN IN DE KUNSTWERELD

Het onorthodoxe boek 'De nieuwe wereld - De wonderjaren van de Belgische avant-garde' van kunsthistorica An Paenhuysen geeft een heel eigen kijk op de Belgische avant-gardistische kunstwereld van het interbellum. Het internationale kunsticoon René Magritte bekleedt in dit boek geen centrale plaats. In de plaats daarvan concentreert Paenhuysen zich op minder bekende en uitgeweken 'randfiguren' uit het interbellum zoals Paul Joostens, Seuphor, Paul Nougé en vooral de Brusselaar Edouard Mesens. 'Wat haar eigentijdsheid en haar voorhoedepositie betreft, geniet de Belgische artistieke avant-garde geen goede faam. Zij leek haar naam niet waar te maken. In de internationale kunst- en onderzoekswereld is zij veelal een blind spot of wordt zij soms als een vergeten exotisme opgerakeld', aldus An Paenhuysen.

Het begin van de Belgische avant-garde situeert Paenhuysen bij het tragische lot van de vergeten Antwerpse futurist Jules Schmalzigaug, de zoon van Duitse immigranten. De kunstenaar Schmalzigaug onttrok zich aan het provinciaalse nest Antwerpen en trok in vrijwillige ballingschap naar het buitenland, waar hij in contact kwam met uitgeweken landgenoten en met het futurisme. Een nomadische trektocht langs de grootsteden Berlijn, Parijs en Venetië was voor hem tegelijk een zoektocht naar de juiste avant-garde. Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog vluchtte hij halsoverkop terug naar België. De oorlogsomstandigheden dwongen hem om naar het neutrale Den Haag te verhuizen. Op 13 mei 1917 maakte de neurasthenische Schmalzigaug aldaar een einde aan zijn leven.

De Eerste Wereldoorlog bood een nieuwe generatie Belgische kunstenaars een tijd van onbeperkte mogelijkheden. De oorlog ontlokte revolte bij de jongeren aan en gaf een vruchtbare bodem voor hun avant-gardisme. Het eeuwenoude generatieconflict tussen ouderen en jongeren werd uitgevochten in een vernietigende oorlog. Tijdens de oorlogsjaren werd de grootstad ontdekt. In 1916 publiceerde Paul Van Ostaijen de dichtbundel ‘Music Hall’, een verslag van het leven in de stad met ‘haar auto’s, haar trems, haar electrisch licht, haar koffiehuizen en bioscopen; telefoon, vliegmachine, fiets en lantaarnpaal’. Ook na de oorlog bleef het snelle stadsleven de avant-gardisten inspireren. Zij probeerden een adequaat antwoord te vinden op de overvloed aan sensoriële stimuli die het stadsleven met zich meebracht.

Paenhuysen toont aan hoe nauw avant-garde samenhangt met ballingschap. Na de oorlog vonden verschillende Belgische avant-gardisten gedwongen of ongedwongen de weg naar het naoorlogse en revolutionaire Berlijn. Zowel Van Ostaijen en de minder bekende Clément Pansaers, Jozef Peeters of Fernand Berckelaers trokken naar Berlijn om er de sfeer op te snuiven. Het beeld dat ze hadden van de Duitse hoofdstad strookte echter niet met hun verwachtingen. De Belgen voelden zich onwennig in de ‘brede en koude straten van Berlijn, die aanvoelden alsof het alle dagen zondag was’. Geen enthousiast beeld dus. De aandacht verschoof al gauw naar de metropool Parijs. Fernand Berckelaers vond in het begin van de jaren ‘20 de weg naar Parijs, dat hun nieuwe kunstenaarsthuis werd. Hij veranderde zijn naam in Seuphor.

In 1926 werd in Brussel de start van een surrealistische groep ingeluid. De inspiratie vormden de Parijse surrealisten, maar de Brusselaars onder leiding van Paul Nougé, ELT Mesens en René Magritte zetten zich meteen af tegen de surrealistische droomwereld van hun Parijse leermeesters en kozen voor subversieve actie. De dreiging maakte bij de Brusselse groep deel uit van haar methode. De Parijse surrealisten wijdden zich aan de analyse van het onderbewuste en de droom. De Brusselse surrealisten richtten zich met subversieve actie tegen de burgerlijke maatschappij. In ’37 beklaagde Mesens zich in een brief over het proviciaalse Belgische kunstbeleid: ‘De Belgen begrijpen niet, en hun regering nog minder, dat een kunstschool die enkel lokale bekendheid heeft, gedoemd is te vegeteren…’

An Paenhuysen biedt geen overzicht van de avant-garde in het interbellum. Ze legt in een heldere taal en haarfijn de relaties bloot tussen het Belgische avant-gardisme en haar internationale mede- of tegenstanders in Venetië, Berlijn en Parijs. Ze toont aan dat avant-garde onverbrekelijk verbonden is met ballingschap. Kunstenaars ontvluchtten de beperkingen van de provincie en trokken naar de metropolen. Toen de verhouding tussen centrum en periferie na ’45 verloren door de globalisering, loste ook de avant-garde op. Opmerkelijk is dat ze in haar slotwoord Brussel de perfecte ‘postmetropool’ noemt. Het ontbreekt Brussel aan een synthese, schrijft ze, waardoor elk totalitair project ontbreekt. Voor Paul Nougé was het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog ‘het einde van een stad, van een tijd, van een idee’. ‘De nieuwe wereld' is een must voor kunstliefhebbers, die graag iets dieper graven.

recensie verscheen op http://www.cuttingedge.be/books/reviews/236363-nieuwe-wereld-de-wonderjaren-van-de-belgische-avant-garde-1918-1939-

Wednesday, June 23, 2010

Michael Scott, ‘Het wrede ontwaken van een nieuwe wereld’

“Wanneer toch, wanneer zult u, mannen van Athene, doen wat nodig is? Wanneer wàt zal gebeuren? ‘Wanneer, bij Zeus, een noodzaak daartoe zal bestaan!’ Waarvoor moet men dan hetgeen thans aan het gebeuren is, wel houden? Ik meen immers dat voor vrije lieden schaamte over de situatie waarin zij zijn verzeild, de meest dwingende noodzaak is. Of verkiest u – zeg het mij! – te blijven rondslenteren en aan elkaar te blijven vragen: ‘Is er nieuws?’? Kan er wel groter nieuws te horen zijn dan het nieuws dat een Makedoniër op Atheners de ene overwinning na de andere behaalt en de zaken van de Hellenen doorlopend bereddert?”

Demosthenes, ‘Eerste Philippische Redevoering’, vertaling: Jean-Baptiste Sissau, 22 oktober 1968, pag. 5-6.

404 v.Chr. Het Spartaans leger belegert Athene en blokkeert de haven Piraeus, die de levensader vormde van de graanvoorziening van het dichtstbevolkte gebied van de toenmalige wereld. De roemruchte democratie Athene aanvaardt zijn nederlaag. Het Atheense rijk is dood. Mei 2010. Griekse jongeren bestormen het parlement en nemen het ei zo na in. De Griekse democratie wankelt weer. De financiële problemen, waarmee Griekenland worstelt, zijn niet nieuw. De vierde eeuw voor Christus was een periode van drastische veranderingen en bezuinigingen. Michael Scott focust op die die cruciale periode in de antieke Griekse geschiedenis. In tijden van massale geschiedvervalsing en van algemene culturele amnesie is zo’n boek van levensbelang. Het frist ons geheugen op en legt een parallel van het verleden naar het heden. Het verleden verschaft ons immers de middelen om datgene te scheppen wat we voor de toekomst belangrijk achten.

Wat voorafging: de gouden eeuw van Pericles. Pericles (490 v. Chr. – 429 v. Chr.) was de grootste staatsman van Athene tijdens de culturele en politieke bloeitijd van de stad tijdens de 5de eeuw v. Chr. Hij behoorde tot de democratische stroming van de Atheense politiek. Als veldheer leidde hij veldtochten tegen Boeotië en Aigina en vestigde hij de hegemonie van Athene. Hij vormde de Delische Bond om tot een leidend Atheens imperium. Hij onderhandelde een langdurige vrede met Sparta. In de binnenlandse politiek versterkte hij de democratische instellingen door minder bedeelde burgers democratische rechten te verlenen. In 431 v.Chr. brak de Peloponnesische oorlog uit. Ontevredenheid leidde tot een afzetting van Pericles maar in 429 v.Chr. werd hij herkozen. In dat jaar overleed hij aan de pest, de vreselijke ziekte die de Atheense bevolking in korte tijd decimeerde.

Wat volgde: na de dood van Pericles volgden 30 jaar chaos en verval. De voortdurende aanvallen van de Spartanen op de Atheense stadsstaat holden het gezag van de democraten uit. Voeg daarbij een economische en financiële crisis van jewelste plus drie opeenvolgende pestepidemieën die de bevolking decimeerden en je hebt het recept voor een debacle. Na de nederlaag tegen Sparta werden de vestingsmuren rond Athene gesloopt. Een raad van 30 tirannen nam het bestuur van de stad over. Nadat de tirannen korte tijd later verdreven werden, werd de democratie gedurende korte tijd in ere hersteld. Intussen dook in het Oosten een nieuw gevaar op. In Macedonië was een oppermachtige dynastie opgestaan. Philippus van Macedonië liep in 338 v. Chr. In Chaeronea de verenigde Thebaanse en Atheense legers onder de voet. Zijn zoon Alexander deed het nog beter. Hij wierp zich als heerser over Griekenland en veroverde in die hoedanigheid het Perzische rijk. Na zijn dood viel het rijk ten prooi aan anarchie en tirannie. Dat alles speelde zich af in nauwelijks 100 jaar.

Michael Scott belicht in zijn boek uitsluitend de periode tussen de dood van Pericles en de dood van Alexander. Het is een cruciale periode in de antieke geschiedenis. ‘Het wrede ontwaken’ is een vlot geschreven boek dat zich richt tot een breed publiek. De talloze referenties naar hedendaagse situaties maken het boek zeer toegankelijk. Soms maakt Scott het wat te gortig. Hij vindt bijvoorbeeld vergezochte overeenkomsten tussen de geschriften van Isckrates en Obama. Pagina’s na pagina’s worden gewijd aan een levensbeschrijving van Alexander de Grote die gekopieerd lijkt uit de grandioos mislukte Hollywoodfilm van een paar jaar terug. Demosthenes wordt omschreven als een ‘prince of darkness’, een rechtstreekse verwijzing naar de Amerikaanse havik Richard Perle die de tweede Golfoorlog in gang stak. Lessen trekken uit het verleden voor het heden? Gelukkig relativeert zijn inspanningen in een nawoord: ‘Graven in de geschiedenis houdt in dat we graven in een wereld die uit drijfzand bestaat, en toch kunnen we ons niet veroorloven om die wereld te negeren.’

Michael Scott, ‘Het wrede ontwaken van een nieuwe wereld – Ondergang en herrijzenis van het antieke Griekenland’, vertaald door Rogier van Kappel, Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam 2010, ISBN 978 90 351 3456 0.

recensie verscheen eerder op http://www.cuttingedge.be/books/reviews/235960-wrede-ontwaken-van-een-nieuwe-wereld

Tuesday, June 22, 2010

Oneohtrix Point Never - 'Returnal'

ALIEN MET HOOIKOORTS

Van de overkant van de grote plas komt een nieuwe muzikale stroming op ons af. Een clevere journalist vond de naam ‘hypnagogic music’ uit voor het genre. Vrij vertaald betekent dat zoiets als ‘droom-’ of ‘hypnoseopwekkend’. De veelal spacey en droney muziek grijpt terug naar de Europese kosmische muziek en de krautrock van de jaren zeventig en tachtig. In tijden van crisis kopen Amerikaanse jongeren oude en goedkope analoge synths. Ze luisteren naar oude platen van Klaus Schulze, Popol Vuh of Tangerine Dream... Hun muziek klinkt navenant. De hypnagogics vormen geen aaneengesloten groep maar opereren los van elkaar in verschillende delen van de States op soms meer dan duizend kilometer van elkaar. De belangrijkste exponenten van het genre op dit ogenblik zijn Emeralds uit Cleveland en schrijver/musicus Daniel Lopatin aka Oneohtrix Point Never uit Massachussets.

‘Returnal’ is het vierde album van Daniel Lopatin. Eind 2009 verscheen de indrukwekkende dubbele cd set ‘Rifts’, waarop hij zijn drie vorige albums ‘Betrayed in the Octagon’, ‘Zones Without People’ en ‘Russian Mind’ compileerde. Het album werd in Engeland opgepikt werd door het vooraanstaande muziekblad The Wire en Oneohtrix werd uitgeroepen tot een hype. De Britten waren meteen wild van de sound van Oneohtrix Point Never. Aan het vierde album ‘Returnal’ werd dan ook heel veel zorg besteed. Pita Rehberg van het Weense Editions Mego was er als de kippen bij om de cd te releasen op zijn label. De Amerikaanse veelgevraagde undergroundproducer James Plotkin masterde de plaat. Stephen O’Malley van het gitzwarte collectief Sunn))))o verzorgde de hoes. Het betekent wel wat als je zo’n namen achter je krijgt. De verwachtingen waren dan ook hooggespannen voor ‘Returnal’.

Lopatin lost die verwachtingen behoorlijk in. Hij haalt zijn inspiratie uit science-fiction en utopische toekomstvisies. Het album begint erg atypisch met het chaotische ‘Nil Admirari’, een zinderende en kletterende noisetrack inclusief gemuteerde klaagzang. Het nummer doet wat denken aan wat O.S.T., Phthalocyanine, Low Res of Eight Frozen Modules eind jaren negentig uitrichtten met oude apparatuur. Op ‘Describing Bodies’ en ‘Stress Waves’ neemt hij gas terug voor een kamerbreed uitgemeten synthesizersound en diepe atmospherics. Echt interessant wordt het album op de titeltrack ‘Returnal’ met een vocal als een alien met hooikoorts. ‘Returnal’ is een vreemde bijna buitenaardse ballade die de hype rechtvaardigt en zich in je geheugen nestelt. Op de melancholische sounscapes ‘Pelham Island Road’ en ‘Where Does Time Go’ en het ambient werkstuk ‘Ouroboros’ breekt de zon even door het duister om dan meteen weer kopje onder te duiken in het dreigende en percussieve ‘Preyouandi’ dat eindigt met een bijna hymnisch zingende hogepriester Lopatin. Of is het een sample? ‘Returnal’ is een hoogst origineel album dat gemaakt werd met oeroude instrumenten. We kunnen niet wachten om meer van deze band te horen!

Oneohtrix Point Never, 'Returnal', albumreview op http://www.cuttingedge.be/music/reviews/235677-oneohtrix-point-never-returnal-

Jon Hassell, 'Last night the moon came dropping its clothes in the street'

Ellington’s arrangement of “Caravan” makes the song. Starting in a minor key and performed with a Middle Eastern beat, the music creates an exotic atmosphere, all the while conjuring up such elements as camels, tents and the desert. - Jeremy Wilson over de jazz-standard ‘Caravan’ van Duke Ellington/Juan Tizol, www.jazzstandards.com

Eind jaren tachtig van de vorige eeuw was fusionjazztrompettist Jon Hassell in muzikaal opzicht zo hot dat hij in het zog van Eno’s Opal label een deal in de wacht sleepte met major Warner Brothers. Twee overgeproduceerde albums vol steedse rap- en hiphopinvloeden later ('City: Works of Fiction' uit 1990 en 'Dressing For Pleasure' uit 1994) sprong de deal af. Hassell zat een tijdlang zonder platencontract. Na een periode van herbronning kwam in 1999 het sobere 'Fascinoma' uit op het piepkleine Water Lily Acoustics, in een productie van niemand minder dan Ry Cooder met ondersteuning van akoestische zwaargewichten als Jacky Terrasson, Jamie Muhoberac, Rick Cox, e.a.

Voor 'Last night the moon came dropping its clothes in the street' werkte jazztrompettist Jon Hassell voor de eerste maal rechtstreeks samen met het vooraanstaande ECM-jazzlabel van Manfred Eicher. De opnames gebeurden in de Studios La Buissonne in de Franse Vaucluse. Na een aantal problematische pogingen tot samenwerking, waaruit bleek dat de ‘magie’ er niet echt was, ging elk zijn eigen weg. Toen de releasedate van het album eraan kwam, zat Hassell met de handen in het haar. Uit enkele sessies met Peter Freeman van zijn band Maarifa Street en opnames ten huize van gitarist Rick Cox had hij een album samengesteld met een mix van studio- en liveopnames.

Te eclectisch voor jazzpuristen en niet cerebraal genoeg voor de experimentele jazzmusici. Zo zou je de loopbaan van Hassell kunnen omschrijven. Van ‘Vernal equinox’ uit 1977 tot ‘Last night the moon came…’ verliepen vier grillige decennia met een vijftiental zeer verscheiden albums op diverse labels en evenveel opvallende samenwerkingen, met onder meer Talking Heads, Peter Gabriel en David Sylvian. Manfred Eicher drukte vooral zijn stempel op het eerste nummer ‘Aurora’. De bijna onherkenbaar gemuteerde trompet van Hassell werd ver naar achteren in de mix weggestopt ten voordele van de athmospherics en live sampling van Jan Bang. Het is gelukkig de enige echte ECM-track op de cd.

Pure Fourth World op ‘Abu Gil’: noord en zuid vinden elkaar in deze ode aan de orkestrale composities van vadertje Gil Evans. Flarden ‘Caravan’ en Evans drijven voorbij terwijl de oosters klinkende viool van Kheir Eddine M’Kachiche zich aanschuurt tegen de zwevende trompet van Hassell en de gitaar van Eivind Aarset. ‘Courtrais’ werd in november 2007 opgenomen tijdens een optreden in Kortrijk met een droombezetting, waaronder percussionist Steve Shehan, bassist Peter Freeman en de Noorse jazzvirtuoos Jan Bang.

Het tempo zakt drastisch op de door de bas van Freeman en de trompet van Hassell gedragen atmosferische tracks ‘Northline’, ‘Blue period’ (een herwerking van ‘Amsterdam blue’ van de soundtrack van de Wim Wenders film ‘Million dollar hotel’) en het vederlichte ‘Light on water’. De rest van het album wordt opgevuld met de ultrakorte muzikale miniaturen ‘Clairvoyance’ en ‘Scintilla’. 'Geluid als kalligrafie', vatte Hassell zijn werkmethode samen in een recent interview met het internetmagazine All That Jazz. Een puike prestatie!

dit artikel verscheen onder de titel 'Blazen naar de maan' op http://www.cuttingedge.be/music/reviews/235445-jon-hassell-last-night-the-moon-came-dropping-its-clothes-in-the-street-

Jotie T'Hooft, 'Verzameld werk'

T’HOOFT, HET HART & DE HANDEN

Als Jotie T’Hooft nog geleefd had, wie of wat was hij dan geweest? Een Freddi Smekens, die hangend aan een toog in Brussel in zijn eigen bierlucht gedichten citeert? Een Marcel Van Maele, die ‘de tijdsgeest met een zelfde meesterschap en zekerheid verwoordt als een Allen Ginsberg in Amerika’? Of een Leonard Nolens, die ‘allitererend en woordversmeltend bij de critici een dor gerochel doet ontstaan over de grens tussen poëzie en proza’? Of nog, was hij een Hugues C. Pernath geworden, op ‘vrij eenzame hoogte door zijn brede, meeslepende verwoording en zijn grootse visie’? Zeker is dat een groot deel van de geschriften, die in zijn ‘Verzameld werk’ opgenomen werden, nooit het daglicht zouden gezien hebben. Welk schrijver kan immers verdragen dat zijn vroegste pennenvruchten aan de spiedende en vernietigende blik van de critici blootgegeven worden? Niettemin …

Leg je de turf zo voor je, dan lijkt hij wat op een zwierig doodskistje: inktzwart, ingelijst met wat paars en een schattig zwart lintje in het boek gevouwen. De overwegend donkere kaft wordt versierd met psychedelische, zilveren letters die 'Jotie T'Hooft, Verzameld werk' en de naam van de uitgeverij spellen. Ook de binnenkant oogt prachtig: mooi zetwerk en een papiersoort die eerder doet denken aan een nieuwe versie van de bijbel dan aan een gedichtenbundel. De gedichten, teksten en brieven zijn zorgvuldig verzameld en geannoteerd door Marie Lesy, met een verantwoording maar geen echt voorwoord. Hoger ingeschatte dichters hebben het ooit met minder moeten doen.

Het ‘Verzameld werk' telt negenhonderd bladzijden. T'Hooft drukt je met de neus op de feiten. De veel te jong gestorven schrijver had van in het begin een zeer duidelijke visie. Dat merk je doorheen dit boek. Wars van overdreven sentiment en goedkope emotie, kon hij van bij het prilste begin van zijn schrijverscarrière al vrij hard uit de hoek komen en je compromisloos bij de lurven vatten met zijn woorden. In het gedicht ‘De zee' schrijft hij ‘de zee een vals gebit/machteloos frazelend/tussen de kale dijken/van een vervuild bestaan'. Dit zijn geen woorden van een overgroeide puber! Het is allemaal vroegrijp, maar T'Hooft is ons insziens nooit minder dan aangrijpend. Voor deze uitgave is gekozen om geen ingrepen te doen en om zijn taal- en spellingsfouten niet te verschonen en de teksten te laten zoals hij ze schreef. Dat verhoogt in grote mate de authenticiteit van de geschriften.

Marie Lesy leverde prachtig werk met deze uitgave. Er werd geen selectie gemaakt op basis van criteria als kwaliteit of afgewerktheid. De editie maakt alle overgeleverde documenten voor een ruim publiek toegankelijk in een verzorgde editie met een minimum aan ingrepen, die in een hoofdstuk ‘Tekstconstitutie' nog eens minutieus opgesomd worden. Voor het eerst krijgt het lezerspubliek een sober werk zonder overdaad aan biografische informatie en beeldmateriaal. Zoals Lesy het stelt in haar verantwoording: dit ‘Verzameld werk' is een terugkeer naar de bron, zonder pittige details of voyeurisme.

De enige toegeving die ze doet, is de inlassing van drie interviews naar aanleiding van de verschijning van ‘Junkieverdriet', onder meer met Daniel Billiet van de Poëziekrant, met Luuk Gruwez en met W.M. Roggeman. Generaties en generaties laafden zich al aan het werk van T'Hooft. De nieuwe uitgave stelt zijn werk zoals het was opnieuw tentoon voor een nieuwe generatie jongeren en ouderen. Het laatste woord over Jotie T'Hooft is bij deze nog niet geschreven.

'Verzameld werk' van Jotie T'Hooft, Meulenhoff/Manteau, 2010, ISBN 978 90 8542 181 8.

recensie verscheen op www.cuttingedge.be

Paul Celan, Ingeborg Bachmann, 'Een dramatische liefde - Briefwisseling Ingeborg Bachmann-Paul Celan'

WATER EN VUUR

Veertig jaar geleden gooide Paul Celan zich van de Parijse Pont Mirabeau. De Joods-Roemeense dichter overleefde een naziwerkkamp, maar antisemitische aanvallen op zijn werk en plagiaatbeschuldigingen dreven hem van depressie naar psychische instorting en ten slotte naar de dood. De Duitse schrijfster Ingeborg Bachmann stierf op 17 oktober 1973 in een ziekenhuis in Rome aan de gevolgen van een woningbrand. De these van een zelfmoord werd nooit uitgesloten. De twee tenoren van de Duitse literatuur begonnen in 1948 een 'exemplarische' liefdesrelatie waaruit tussen 1948 en 1967 een intense briefwisseling ontstond.

Bachmann en Celan ontmoetten elkaar voor het eerst tijdens het voorjaar van ’48 in het naoorlogse Wenen. Eind september van dat jaar verscheen zijn eerste bejubelde dichtbundel ‘Der Sand aus den Urnen’. De jonge veelbelovende studente Bachmann promoveerde met een proefschrift over Heidegger. Moeizame pogingen om een vergelijk te vinden liepen vast op onverzoenlijke tegenstellingen en pijnlijke meningsverschillen. De eerste brieven klinken bijna euforisch en lyrisch. Na verloop van tijd krijgt de briefwisseling een bittere ondertoon.

Eind december '50 ontmoetten ze elkaar in Parijs. Daarna zou het vier jaar duren voor de twee schrijvers opnieuw met elkaar in contact kwamen. Eind '56 verbleef Bachmann zonder medeweten van Celan in Parijs. Het onwaarschijnlijke gebeurde. In oktober '57 troffen ze elkaar ‘onverwachts’ op een symposium over literatuurkritiek. De liefdesrelatie werd kortstondig hervat. Een periode van intense briefwisseling volgde. Celan overstelpte Bachmann met brieven en gedichten. Dit keer was zij het die hem op een afstand hield. Hij was immers getrouwd en hij had een zoon. 'Je weet ook: je was, toen ik je ontmoette, beide voor mij: het zinnelijke en het geestelijke. Dat kan nooit gescheiden worden, Ingeborg.'

Eind '57 en einde '58 reisde Celan nog drie keer naar München om bij Bachmann te zijn. Wenen, Parijs en München werden later de referentie voor meerdere gedichten. Eind juni 1958 verbleef Ingeborg Bachmann een poos in Parijs. Ze ontmoette er zowel Celan als zijn vrouw Gisèle Lestrange. Enkele maanden later begon ze een relatie met de romanschrijver Max Frisch. Celan kreeg het almaar moeilijker. Plagiaatbeschuldigingen, antisemitische aanvallen op zijn werk, een zeer kwetsende recensie van de Duitse criticus Günter Blöcker brachten hem op het randje van de wanhoop. Vastgeraakt in een verzengende spiraal van groeiend onbegrip, manische depressie en uiteindelijk complete waanzin, probeerde hij op 24 november '65 zijn vrouw te vermoorden.

‘Een dramatische liefde’ is geen evident boek. De confronterende lectuur vraagt om een voortdurende concentratie en aandacht. De soms pijnlijk persoonlijke brieven, telegrams en korte notities zijn slechts onderbrekingen van de diplomatische stilte tussen Celan en Bachmann. Uit angst om elkaar nog verder te kwetsen blijft veel daarbij ongezegd. Celan en Bachmann waren zich bewust van hun belangrijke positie in de naoorlogse Duitstalige literatuur en van de invloed die ze op elkaar hadden. Ze zagen het belang in van hun briefwisseling, hoe sporadisch die ook verliep. Ondanks de onoverbrugbare persoonlijke tegenstellingen, blijven ze voor eeuwig verbonden door de brieven die een brug schiepen naar hun beider oeuvre. Dat hun levenslot bijzonder tragisch verliep, geeft aan hun correspondentie na bijna een halve eeuw een mythische draagkracht.

recensie verscheen op www.cuttingedge.be

'Een dramatische liefde - Briefwisseling Ingeborg Bachmann-Paul Celan', vertaald door Paul Beers, Meulenhoff/Persona, 2010, ISBN: 9 789029 084789.

Monday, June 21, 2010

Osh. As it was (story of militia major)

"Mercenaries – bluff. Drug kingpins – bluff. Criminal – bluff. I do not know who invented it and why. To justify the carnage? There is no work for mercenaries here. Drug kingpins and criminal trouble waters? In the calm and cozy Osh they were carefree. They did not need this war at all. They have gone to bottom now. Snipers? Yes, they exist. Believe me. I cannot disclose operative and investigative secrets. But snipers existed and still remain in plenty."

http://eng.24.kg/community/2010/06/21/12173.html