Wednesday, December 30, 2009

Interview met Hakim Bey: de meester spreekt, met mate...

Als je ergens in het midden van een of ander woud in Ierland een man met een lange, grijze baard en een dikke bril ontwaart die op handen en voeten kruipend op zoek is naar paddo's en hallucinogene kruiden dan heb je veel kans dat je op Hakim Bey gestoten bent op zoek naar een bewijs dat de voorhistorische Kelten geestesverruimende middelen gebruikten tijdens hun rituelen. De enigmatische druïde van de apocalyps is zeer moeilijk te vatten voor een interview. Ik slaagde erin om hem vanuit zijn New Yorkse schuilplaats enkele uitspraken te ontfutselen. De meester spreekt, maar met mate...

In het boek 'Celtic Fairy Tales' uit 1892 van de Australische schrijver Joseph Jacobs vond ik een verhaal over Guleesh na guss dhu (Guleesh met de zwarte voeten). Op pag. 21 staat een tekening van een kruid met bloemen en vruchtjes. 'Hij ging ernaartoe, bekeek het plantje van dichtbij en zag dat er zeven takjes uit de stengel groeiden met zeven blaadjes aan elk takje; uit de bladeren vloeide wit sap.' Guleesh gebruikt het sap om zijn vriendin Mary, die in shocktoestand verkeert, in slaap te doen vallen. Als ze de volgende morgen ontwaakt, kan ze weer praten. Jacobs zegt niet welke plant Guleesh gebruikte. Is dit de befaamde Irish Soma waarnaar u op zoek bent?

Hakim Bey: "Het kruid in Guleesh ziet er een beetje uit als een Datura-plant (familie van de Belladonna, bevat het giftige en geestesverruimende atropine, P.W.) maar de tekst laat dit niet uitschijnen. Misschien is het een gefantaseerde of imaginaire plant. Je zou het feitelijk aan een Ierse plantkundige moeten vragen. De mogelijkheid om de spraak terug te schenken, lijkt een beetje op die van een soma maar planten die metamorfosen veroorzaken, die bijvoorbeeld de gave van de poëzie of van de profetie schenken, zijn er nauwer aan verwant dan planten die genezen. Genezen is natuurlijk ook een metamorfose maar dan wel hoofdzakelijk als het herstellen van een oorspronkelijke toestand eerder dan als het boven de norm uitstijgen naar een 'hogere toestand'."

Ik heb geprobeerd om 'Bolo'Bolo' van P.M. tot het einde uit te lezen maar ik ben maar halfweg het boek geraakt. Ik volg P.M. in zijn analyse van de wereldeconomie en de Planetaire Werk Machine. Maar ik haak af als hij schrijft over ibus, takus, sibis, universele taal, enz. Toen enkele maanden geleden de beurzen over de ganse wereld dreigden als een pudding ineen te zakken, dacht ik dat P.M. het voor het rechte eind had en dat het einde van de P.W.M. er eindelijk zou komen. Maar het Telaatkapitalisme heeft blijkbaar een zeer sterke zelfregulerende factor in zich. Er gebeurde niks. Of toch wel?

H.B.: "P.M. zag het jaar 1989 als het jaar van de globalisatie van het Kapitaal maar stelt daar een (dialectisch) antwoord tegenover van een parallelle globalisatie van weerstand - eigenlijk Marx's idee dat wanneer Kapitaal zijn 'laatste crisis' beleeft de internationale arbeidersklasse min of meer de productiemiddelen zal erven (met behulp van revolutionair geweld of erzonder? Hangt ervan af wie Marx leest). Dit lijkt een stap verwijderd van het principe difference and molecularity dat hij voorstelde in Bolo'Bolo. Het neigt naar een meer orthodoxe Marxistische voorstelling van internationalisme en proletarische cultuur. Maar ik heb het daar met hem nog niet over kunnen hebben."

De kranten stonden hier bol van het proces tegen Theodore Kaczynski of de Unabomber. Onze visie en berichtgeving hier in Europa is nogal wazig en eenzijdig, lijkt me. Kunt u me iets zeggen over de manier waarop de media in de VS het proces verslaan? Op welke manier bekijken de Amerikanen Theodore Kaczynski?

H.B.: "Ik weet niet hoe 'de Amerikanen T. Kaczynski zien'. Ik bekijk hem - de Unabomber - als een mislukkeling - zijn geweld tegen symbolische doelwitten en mensen als symbolische doelwitten werd door de media ingehaald als waanzin en terrorisme. Maar ik vind hem nog altijd moedig en ik vind dat hij moet behandeld worden als een politieke gevangene en niet als een gek."

In uw laatste geschriften leek het erop alsof u uit New York weg wilde en de stad wilde omruilen voor het platteland voor de situatie op een of andere manier ontplofte. Je wilde een klooster stichten als een utopia nu. Maar we zagen hier de laatste tijd nogal wat beelden en we lazen artikels waaruit moet blijken dat New York opnieuw één van de veiligste steden van de VS is. Hoe reageer je als rasechte New Yorker op deze berichten?

H.B.: "New York is ok. Het is veiliger omdat de crackheads allemaal dood zijn en niet door de acties van onze burgemeester. Er resten nog enkele boekenwinkels en bibliotheken. Als ik een betere plek kende, zou ik daar gaan wonen."

Sinds de Dutroux-affaire (die helemaal geen pedofiel is maar een ordinaire kindermoordenaar) in België is er over gans Europa (en de wereld?) een heksenjacht ontstaan op alles wat naar pedofilie ruikt. U noemt uzelf in TAZ een anarchistic boy lover. Is het niet gevaarlijk om tegenwoordig openlijk toe te geven dat je graag 'kleine jongens en meisjes' ziet?'

H.B.: "Die vraag is me te autobiografisch. Geen commentaar!"

U bent ook lid van de Moorish Society. Kunt u me daar iets over vertellen?

H.B.: "Ieder die daar meer over wilt weten, kan zich wenden of schrijven naar Shaykh Rafi Shaif Bey, Box 18637, Baltimore MD 21216."

Kunt u iets vertellen over de AAAZ? Was er echt een Tijdelijke Autonome Zone feest op antarctica?

H.B.: "Ja, er was zeker een astral party op Antarctica. Vijftig mensen schreven verslagen waarvan ik vijftig kopieën maakte en verdeelde aan nog eens vijftig rapporteurs. Geen ongelooflijke toevalligheden grepen plaats maar veel gelooflijke."

Komt er ooit een vervolg op TAZ? Hoe zal het vervolg heten? Wordt het PAZ (Permanent Autonomous Zone)? Wordt het een boek of wordt het gepubliceerd op het net? Met andere woorden, waar werkt u momenteel aan?

H.B.: "Mijn boek Millennium dat anderhalf jaar geleden gepubliceerd werd, is bedoeld als een vervolg en een kritiek op TAZ."

Kunt u iets zeggen over de samenwerking met Bill Laswell op de cd 'TAZ' uit '94?

H.B.: "De cd spreekt voor zichzelf. Bill en ik zetten onze samenwerking verder. Binnenkort verschijnt een nieuwe cd Hashisheen, inshallah."

Ik nam onlangs een interview af van Miekal en Lyx van het ecodorp Dreamtime Village in Wisconsin. Is Dreamtime Village een emanatie van uw ideëen?

H.B.: "Dreamtime is geen emanatie van mijn ideëen. Ik ben wel een aanhanger en een regelmatige bezoeker. Ik leer nog altijd van Wisconsin, in het bijzonder van de Effigy Mounds, die in hun geheel een betoverend landschap vormen en van de eccentrieke of naïeve artiesten van de hardstenen grotten, die hetzelfde probeerden te bereiken. Alles samen een Utopia, of toch op zijn minst de sporen ervan."

Tekst: Peter Wullen/Foto: Ira Cohen

interview werd afgenomen in 1998, intussen er natuurlijk veel veranderd, voor een emanatie van de ideeën van Hakim Bey aka Peter Lamborn Wilson, zie het boek 'Ploughing the clouds : the Search for Irish Soma' by Peter Lamborn Wilson, City Light Books, 1997, ISBN 0-87286-326-3.

Saturday, December 26, 2009

Quote of the Year 2009.

"Our good craftsman writes. He's absorbed in what takes shape well or badly on the page. His wife, though he doesn't know it, is watching him. It really is he who's writing. But if his wife had X-ray vision she would see that instead of being present at an exercise of literary creation, she's witnessing a session of hypnosis. There's nothing inside the man who sits there writing. Nothing of himself, I mean. How much better off the poor man would be if he devoted himself to reading. Reading is pleasure and happiness to be alive or sadness to be alive and above all it's knowledge and questions. Writing, meanwhile, is almost always empty. There's nothing in the guts of the man who sits there writing. Nothing, I mean to say, that his wife, at a given moment, might recognize. He writes like someone taking dictation. His novel or book of poems, decent, adequate, arises not from an exercise of style or will, as the poor unfortunate believes, but as the result of an exercise of concealment. There must be many books, many lovely pines, to shield from hungry eyes the book that really matters, the wretched cave of our misfortune, the magic flower of winter!"

Roberto Bolaño, '2666', 'Part Five - The Part About Archimboldi', page 786, Picador 2009, ISBN 978-0-330-44743-0.

Monday, November 30, 2009

Pionierszoon wordt pionier - over 'Manafon' van David Sylvian.

It's the farthest place I've ever been
It's a new frontier for me
And you balance things
Like you wouldn't believe
When you should just let things be

(‘Small Metal Gods’)

Bijna drie decennia geleden verkoos het Engelse tienerpopblaadje Smash Hits David Sylvian tot mooiste man van het jaar. Dat was in 1981 of in 1982. Heel eigenaardig want Sylvian verzette zich altijd hevig tegen zijn imago als posterboy. ‘Ghosts’ was de meest onwaarschijnlijke hit ooit. Op ‘Nightporter’ raakte hij verstrikt in zijn eigen weemoed. Maar het waren de withete funk van ‘The Art of Parties’ en de stuwende bas en synths van Mick Karn en Richard Barbieri op ‘Sons of Pioneers’ die mijn muzikale zintuigen aanscherpten. Sons of pioneers are hungry men…

In 2009 poseert Sylvian als een schriele en bleke poète maudit op de cover van het muziekmagazine The Wire. Het leven eiste zijn tol. De pijnlijke scheiding van Ingrid Chavez, de breuk met Virgin Records, de moeilijke zoektocht naar de essentie met zijn eigen muzieklabel Samadhi Sound, dalende albumverkopen: de voormalige popgod is al lang niet meer. Sylvian leverde na een sabbatperiode van bijna zes jaar wel zijn meesterwerk af. De internationale muziekpers was bijna unaniem lovend over ‘Manafon’ .De Vlaamse muziekpers maakte weinig melding van het album. Zelfs Dirk Steenhaut van De Morgen – nochtans een notoire Sylvian-adept – vergat het chef d’oeuvre van Sylvian te recenseren. Dat komt ten dele omdat ‘Manafon’ op het eerste gehoor zo’n moeilijk, experimenteel en persoonlijk album is. Maar de hedendaags klassieke inbreng is ook baanbrekend. Sylvian ging nog nooit verder in zijn persoonlijke beslommeringen.

Aanvankelijk lijkt het ernst en sérieux alom op 'Manafon'. Het woord chamber music valt. Maar de initiële schijn bedriegt. Voor de aandachtige toehoorder zit het album vol toespelingen en ironische knipogen gebracht door die typische baritonstem, die met de jaren aan kwaliteit en rijpheid wint. Op de hoes kijkt een schichtig hert ons aan vanuit een lichtplek in het woud. Boer Sylvian poseert op de binnenflap als een volleerde stroper met een dode haas in de rechterhand. As a God everything was filled to excess/As a man he settled for less/Here lies the rabbit skinner/God love the rabbit skinner. Dit is overduidelijk een autobiografische song.

Sylvian had tot nu toe een meer dan moeizame band met het geschreven of gezongen woord. Zijn drang naar perfectie en experiment was altijd omgekeerd evenredig met de kracht van zijn taal. Hoe verfijnd zijn muzikale sfeerstukken ook waren, als voormalige new romantic blaakten zijn lyrics van nietszeggende introspectie, soms ondraaglijk futiel en banaal (zie de Hare Krishna toestanden op zijn laatste album voor Virgin 'Dead Bees On A Cake'). Sylvian gaf ons ondanks zijn muzikale zeggingskracht altijd de indruk niks echt belangrijks of wereldschokkends te vertellen te hebben. Hij bezit niet de dichterlijke en conceptuele overtuigingskracht van een Scott Walker.

Hij overstijgt dat euvel door in zee te gaan met veel experimenteel volk en zijn grenzen telkens opnieuw te verleggen. Dat is hem dit keer bijzonder goed gelukt. Het kan niet genoeg gezegd worden: 'Manafon' is ook op tekstueel gebied een onvolprezen voltreffer. Na dertig jaar carrière en rijping krijgen we dit in de schoot geworpen. Zijn vorige albums 'Blemish' (uit 2003) en 'Snow Borne Sorrow' (uit 2005 onder het alias Nine Horses) verbleken bij zoveel durf en talent op één schijfje samengeperst. Het contrast met 'Blemish' is groot. Ondanks de extreme muzikale setting van dat laatste album, onder meer een samenwerking met de experimentele gitarist Derek Bailey, bleef het ding steken in een bijna ondraaglijke, zeer zeurderige en monomane introspectie, ingegeven door de bittere scheiding van zijn vrouw Ingrid Chavez. Op 'Snow Borne Sorrow' ging hij een wisselvallige alliantie aan met de experimentele muzikant Burnt Friedman en met zijn broer Steve Jansen. Op zich waren dat geen slechte albums, maar met 'Manafon' veegt hij zijn ganse oeuvre gewoon op een hoopje.

Hier is de nieuwe Sylvian. Vergeet de oude! Too much self/Now he will never ever be/The greatest living Englishman, bekent hij zelf in het autobiografische ruim tien minuten durende 'The Greatest Living Englishman'. 'Manafon' is het resultaat van diepgaande en eenzame zelfanalyse in de wouden van New England en van sessies tussen 2004 en 2007 in Wenen, Tokyo en London met artiesten als Christian Fennesz, de voltallige Polwechsel, Evan Parker, John Tilbury, Keith Rowe, Otomo Yoshihide, Sachiko M. en vele,vele anderen. Sylvian leidde de sessies maar de eigen muzikale inbreng is uiterst gering. Hij hield zich dit keer grotendeels bezig met het improviseren van doorwrochte teksten. Felle maatschappijkritiek komt even om het hoekje kijken in het fragmentarische 'Random Acts of Senseless Violence', dat drijft op de pointillistische pianotonen van John Tilbury. And the future will contain/Random acts of senseless violence.

De aangezochte muzikanten zorgden voor discrete en intense soundscapes, gracieus maar onderkoeld, die nooit in de weg komen van zijn zuivere en warme stem. Het resultaat is heel merkwaardig en subliem. Sylvian schrijft nog steeds niet bepaald gedichten, maar hij improviseerde teksten bij de door hem geselecteerde muziekstukken, die tijdens de verschillende sessies tot stand kwamen. Met dank aan Christian Fennesz, waarmee hij voor het eerst samenwerkte op ‘Blemish’ en die hem verder introduceerde in de experimentele muziekwereld. 'The Rabbit Skinner', 'Emily Dickinson', 'Manafon' (over de in het Welshe dorp residerende Engelse dichter R.S. Thomas): de titels van de songs spreken voor zich. De inspiratie druipt er dit keer wel van af. 'Manafon' is met niks te vergelijken dat dit jaar verscheen of nog zal verschijnen. De beste artiesten zijn zij, die zich telkens opnieuw heruitvinden. Sylvian behoort voortaan tot die keur.

And when it appeared
It was a flaming book of matches
A hundred and twenty-five spheres
On a parquet floor

(‘125 Spheres’)


'Manafon' van David Sylvian is verkrijgbaar via zijn label Samadhi Sound in gewone editie en luxueuze editie, http://www.samadhisound.com/.

Monday, November 02, 2009

'Ik, de dichter' van Rodaan Al Galidi.

In zijn ellendige jaren
liet ik mijn volk in de steek,
ontsnapte naar een andere taal
en bedelde om de vrijheid van anderen
voor mij en mijn pen.

Toen mijn volk
brood zocht in de zakken van bloederige lijken,
zocht ik als een rat
naar een citaat over mij op het internet
om op de kaft van mijn boek te zetten.
...

Met gemeenheid en laagte
stal ik het bloed en de tranen van mijn volk
en verhandel die op festivals.
Ik, de dichter.
Zelfs dit gedicht schrijf ik
om te bewijzen dat ik nog mens ben.

uit: 'Digitale Hemelvaart', Rodaan Al Galidi, Meulenhoff 2009, ISBN 978 90 290 8557 1.

Saturday, October 24, 2009

Das Leiden des Jungen Hesselink - Over 'Stil Alarm' van Krijn Peter Hesselink.

In vogelperspectief een zwartwitillustratie van een kat rustend op een tafel met twee stoelen, waarvan één alvast vooruitgeschoven. Een anoniem personage staat klaar om aan te schuiven. Je ziet alleen de benen en een stuk van de badmantel. De auteursnaam in witte letters. De titel in rooie letters. Het typeert de statische wereld van Krijn Peter Hesselink. Ik was niet mals voor zijn debuutbundel 'Als geen ander'. Zijn tweede 'Stil Alarm' vertoont wat beterschap. Er is flink gewied in woordenschat en beeldtaal van de gerijpte dichter. In sommige gedichten lukt het om een wereld op te roepen voorbij het triviale, dat het debuut van Hesselink kenmerkte. Toch ontwringt 'Stil Alarm' me een luide geeuw van verveling. Het talent van Hesselink is inconsistent.

Ik wik mijn woorden. Hesselink is een bezig mannetje. Nauwelijks een jaar geleden brak hij weinig potten met ‘Als geen ander’ en hier is alweer ‘Stil alarm’. De nieuwe bundel is merkelijker donkerder en melancholischer dan zijn voorganger. Dat geldt zowel voor de binnen- als de buitenkant. De absurde humor en het jongensachtig enthousiasme zijn niet helemaal verdwenen, maar werden naar de achtergrond verdrongen ten gunste van een gevoel van weltschmerz. Wat niet weg is, zijn de tics en trucs van de podiumartiest. In het gedicht ‘Bent u daar nog?’ bijvoorbeeld vindt een hand een hand in een tas, die gevonden wordt door de spoorwegpolitie. Op zich vind ik dat best een goed idee om een gedicht rond te draperen, maar het gedicht wordt verpest door een mallotige titel en een knullig einde.


tot iemand
van de spoorwegpolitie
argwaan kreeg en behoedzaam
het duister van de tas
uiteenreet, de inhoud
aangaapte, hoe overbodig
kan een mens zich voelen
er was slechts plaats voor twee

(uit ‘Bent u daar nog?’)


‘Stil alarm’ staat vol briljante trouvailles. Ik had nog nooit van een adoptiekip gehoord. Ik moest even googlen. Blijkt het een typisch Nederlands fenomeen te zijn. Daar kun je een kip adopteren ten gunste van het biologisch houden van kippen. De term valt onhandig middenin het gedicht ‘Een nieuw begin’, een gedicht dat overigens veelbelovend begint, ‘God keek omlaag en liet een bankje neer’, maar dan verkloot wordt door een vrij onhandig te boek gestelde stream of consciousness, waarin het ‘abonnement op een adoptiekip’ dan nog eens past als een tang op een varken.

God keek omlaag en liet een bankje neer
te midden van de woestenij en prompt
was er een kijkrichting, ontrolde zich
een pad waarlangs een eerste mens bedeesd
aan kwam lopen, plaatsnam, het geheel
in perspectief zag, zijn abonnement

op een adoptiekip was inderdaad
verstreken nu,...

(uit: ‘Een nieuw begin’)


Hesselink is Peter Verhelst niet of Ruth Lasters of Hanz Mirck, om maar eens een landgenoot van hem te vernoemen. Ik lees veel fantastische ideeën in ‘Stil alarm’, maar te weinig goed uitgewerkte inhoud. In ‘Wat meedrijft’ verdrinkt een muis in een honingpot. Vraag me niet hoe dat gebeurde. In ‘Heimelijke recreanten’ drapeert een meisje een autovoorruit om haar schouders na een tragisch fietsongeval. In ‘Aftiteling’ druipen de eindtitels van een film van het doek. Hesselink brengt het echter zelden tot een goed einde. Ik lees te veel anticlimaxen en non sequiturs. Dat heeft misschien te maken met het duidelijke verschil tussen voorleespoëzie en poëzie op papier, waar een en ander gewoon niet werkt. Spreektaal is geen schrijftaal. Veel gedichten zijn gewoon te breedvoerig. Ik citeer het einde van het gedicht ‘De ongenode gast’:

de deurbel gaat, maar ik heb niet de moed
de ongenode gast welkom te heten

(uit: ‘De ongenode gast’)

Ik geloof best in deze jonge dichter. Hij heeft duidelijk al een rijpingsproces achter de rug na zijn debuutbundel van een jaar geleden. Geef hem de tijd en de ruimte en de kans om tien dichtbundels snel na elkaar uit te geven, één jaarlijks, en hij krijgt het wel voor elkaar. Hij komt wel tot poëzie. Dichter zijn is tenslotte lijden. Een debuut leek zo aardig maar na verloop van tijd merk je dat het eigenlijk niet zo leuk was en kijk je verdwaasd terug naar je pogingen als debutant. Hesselink is op zijn best als hij gewoon zijn slome zelf is, zonder kapsones, en zonder zich iets aan te trekken van het luisterend publiek. In ‘Stil alarm’ las ik ook enkele lekker uitgestrakte en korte gedichten, die de weg voorwaarts aanduiden. Uit de cyclus ‘Een ruit uit zijn sponningen’ citeer ik ‘Verwaaiingen’:

Het waait, je raapt
dakpannen tot
de wind het huis
zo leeg kan lepelen

Het waait, je raapt
bakstenen tot de wind
geen huis
meer vindt

Het waait, je raapt
oogleden, ergens
staat een ruit uit zijn sponningen
tegen een boomstam geleund

(uit: ‘Verwaaiingen’)

Krijn Peter Hesselink, 'Stil Alarm', Nieuw Amsterdam 2009, ISBN 978 90 468 0681 4.

Zie ook: 'Le tout autre est tout autre', over 'Als geen ander' van Krijn Peter Hesselink, http://www.urbanmag.be/artikel/1367/le-tout-autre-est-tout-autre; http://www.urbanmag.be/artikel/1591/das-leiden-des-jungen-hesselink.

Wednesday, October 07, 2009

'De artiest en het oneindigheidsteken' - over de nieuwe roman van Rodaan Al Galidi.

Een allegorie is een vorm van beeldspraak, die een hele zin of meerdere zinnen wordt volgehouden, in tegenstelling tot de metafoor, waarbij één woord door een beeld wordt vervangen. De Iraaks/Nederlands/Belgische Rodaan Al Galidi schrijft vanuit zijn Iraakse verteltrant allegorische teksten in het Nederlands, zowel romans als gedichten. Als we zijn nieuwe roman 'De autist en de postduif' beschouwen als een allegorische roman, dan is dat vooral omdat hij de Nederlanders beschrijft als een oersaai, bijbelvretend, simplistisch volkje van duivenmelkers. Maar er zijn meerdere redenen te bedenken waarom het procédé in deze roman niet werkt.

Al Galidi werd in 1971 geboren in Zuid-Irak. Hij wou aanvankelijk vioolspeler worden maar er was geen leraar voorhanden in zijn land. Toen hij zes of acht was, begon hij gedichten te schrijven. Hij studeerde af als bouwkundig ingenieur in Arbil. In februari 1998 vroeg hij asiel aan in Nederland. Na het negatieve antwoord - het ministerie van Justitie noemde hem een leugenaar - belandde hij op de lijst van de uitgeprocedeerden. Hij leerde zichzelf de Nederlandse taal. Al Galidi weigerde het ‘generaal pardon’ van de Nederlandse regering en vertrok naar België. Momenteel verblijft hij in Antwerpen. Al Galidi schreef de succesvolle dichtbundels ‘De herfst van Zorro’ en ‘De laatste slaaf’ en de succesroman ‘Dorstige rivier’. Hij werd talloze keren bekroond en genomineerd, onder meer voor de tweejaarlijkse PEN-prijs, de El Hizjra-Literatuurpijs en de Phenix Essayprijs. ‘De herfst van Zorro’ stond op de shortlist voor de VSB poëzieprijs en ‘Dorstige Rivier’ op die van de BNG Nieuwe Literatuur Prijs. Van ‘Dorstige Rivier’ werd onlangs een Engelse vertaling gemaakt.
‘De autist en de postduif’ vertelt in twee verhaallijnen de absurde fabel van de geniale autist Geert. Zijn ma Janine wordt zwanger tijdens een feestje in een schuur. De bevruchting gebeurt ritueel via een kommetje en een rietje zodat Janine niet weet wie van haar drie homovrienden de vader is. Janine gaat alleen wonen met haar kind en vindt werk en een woning in een kringloopwinkel, een magische wereld voor de jongen, die er zijn infantiel universum van maakt. Naarmate het verhaal vordert, verglijdt Janine echter meer en meer in de roes van de alcohol. Geert wordt een geniale vioolbouwer. Hij vindt op een dag toevallig een zwaar beschadigde Stradivarius in de tas van een oude vrouw en herstelt het kostbare ding zonder er de exacte waarde van te kennen. Hij bouwt de viool na met hout van de banken in de spullenwinkel en wordt op slag een beroemde vioolbouwer wanneer een Duitser hem ontdekt.
De tweede verhaallijn begint wanneer Geert een woning koopt voor zichzelf en alleen gaat wonen. In het huis, dat vroeger van een duivenmelker was, bleef een doffer achter. Geert biedt de vogel gratis aan via het internet. Het beest vliegt echter telkens terug naar huis en brengt op zijn vlucht steeds nieuwe mensen mee. Ten einde raad brengt hij de duif naar het uiterste zuiden van het land en ontmoet daar Annamaria Anna Laura, die zijn vrouw wordt, zijn zakenpartner en de moeder van zijn kind. ‘De autist en de postduif’ eindigt dus met een gelukkige noot.
Ik had tot nu toe een onverholen bewondering voor Al Galidi. Van afgewezen asielzoeker bracht hij het tot succesauteur met een bagage van nauwelijks 3000 Nederlandse woorden, gelijk aan die van een autist. Ondanks de autobiografische elementen, die ongetwijfeld in het boek verborgen werden, haak ik voor ‘De autist en de postduif’ echter tijdelijk af. Er schort iets aan de structuur van het boek. Het gedeelte ‘de kringloopwinkel’ wordt veel te lang uitgesponnen. Na 50 pagina’s verlang je gewoon naar het einde. Het veel te korte tweede hoofdstuk ‘het leven’, met de doffer die steeds terugkeert naar huis, vind ik persoonlijk veel interessanter maar dat hoofdstuk werd dan weer te slecht en te oppervlakkig uitgewerkt. Het boek zit bovendien vol platitudes, zoals de emmer koud water die hij over zijn eerste liefje giet om ‘haar nat te maken’. Ik bestierf het niet echt van het lachen.
Het hoofdpersonage Geert is een soort karikaturale Harry Potter-figuur, die het via een aantal zeer ongeloofwaardige wendingen van autist met een zeer beperkte attitude en woordenschat schopt tot bekende vioolbouwer. De overige personages komen nooit goed uit de verf. Misschien zit de allegorie hem in het feit dat Al Galidi zich als een vioolbouwer ziet, die kunst maakt uit brandhout en er veel geld voor krijgt van lieden, die er zelf nog meer geld aan verdienen. Misschien zit de allegorie wel in het verrassende einde. Zijn zwangere vriendin Annamaria Anna Laura trekt bij hem in en neemt en passant haar kinderen mee samen met hun respectievelijke multiculturele vaders, een Chinees, een Marokkaan, een Turk en een Nederlander. Zo wordt hij zelf een soort van gastland voor zijn stiefkinderen. Het is de enige passage waar Al Galidi min of meer bevlogen uit de hoek komt.

“De eerste drie ongelukjes waren van een Chinees, een Marokkaan en een Turk. Ze hadden haar verblijfsvergunning in hun harten beëindigd toen ze een verblijfsvergunning in Nederland kregen. Het vierde kind had een Nederlandse vader. Hij had geen verblijfsvergunning nodig en verdween uit haar leven toen hij wist dat ze zwanger was. Ze woonde al tijden bij haar halfbroer Jan, die voor haar kinderen meer een vaderfiguur was dan hun echte vaders. Hij had een bierbuik, een biernek, een bierkin, bierwangen en bierlippen.” (pag. 182)

En zo gaat het maar door. Grappig of hilarisch kun je dit nauwelijks noemen. Misschien heeft Al Galidi teveel gewild met zijn groots opgezette eerste roman over de Nederlanders. Dit komt over als haastwerk. ‘De autist en de postduif’ is geen Stradivarius, hoogstens een krakkemikkig orgeltje dat in een achterkamertje maar door en door blijft zeuren.

'De autist en de postduif', Rodaan Al Galidi, Meulenhoff/Manteau 2009, ISBN 978 90 8542 203 7.

Meer referenties:

Sunday, October 04, 2009

'Spaend'ren van de tael van Vlaend'ren' - Over de verfransing van Brussel.


Enkele weken geleden verhuisde ik - na ruim twee decennia - van Kortrijk naar Brussel. De redenen waren persoonlijk en dringend. Als een soort van teken aan de wand ontving ik nauwelijks een week later op mijn nieuwe adres het standaardwerk 'Het verhaal van het Nederlands' van Nicoline van der Sijs en mijn vroegere prof aan de VUB Roland Willemyns. Aangezien Brussel tijdens de 20 jaar, dat ik elders woonde, uiterlijk nauwelijks veranderde, maar intern zowaar een Franstalig bolwerk werd, was de timing voor de verschijning van het boek voor mij niet eens zo slecht gekozen. Het leek me bijna een provocatie om met dit boek onder de arm van het postkantoor in Laken naar mijn appartement iets verderop te stappen.

Hoe is het eigenlijk zover kunnen komen? 'Het verhaal van het Nederlands' verschaft me een begin van een antwoord. Het thema van de verfransing van Brussel is natuurlijk verre van nieuw. De taalproblematiek van het Nederlands in Vlaanderen en Holland is ook wel veel omvattender dan enkel de situatie in het hartje van België. Willemyns en van der Sijs situeren het begin van het Nederlands trouwens al in de zesde eeuw. Ze halen daarmee de hardnekkige mythe onderuit dat het Oudnederlandse zinnetje ‘hebban olla uogala…’, dat een verliefde monnik in Engeland in de 12de eeuw ergens in de marge neerpende om zijn pen uit proberen, het eerste Nederlandse zinnetje was. Het oudste Nederlands werd teruggevonden in de Lex Salica, de Salische wet, die opgetekend werd tussen 509 en 511 ten tijdje van de Merovingische vorst Clovis. De Germaanse woorden, die vermeld werden in de Lex Salica, gelden als het oudste Nederlands. Wetenswaardig is ook dat het woord ‘nederlantsch’ voor het eerst opdook in een Brusselse oorkonde van het jaar 1518. Dat was in de Bourgondische tijd. De bestuurstaal was Frans. De volkstaal was een sappig Brabants dialect. Brussel was een Vlaamse stad.

Ik weet uit ervaring – mijn echtgenote is allochtone en probeert zowel het Nederlands als het Frans zo goed mogelijk onder de knie te krijgen - dat het makkelijker is om in Brussel colleges Nederlands te volgen dan lessen Frans. Die laatste zitten steevast tjokvol en zijn weken vooraf al volgeboekt. Het is bijna onmogelijk om je begin september nog in te schrijven voor één of andere cursus Frans. Ondanks de inspanningen van de overheid en van de Nederlandstalige verenigingen om scholen in te richten en om het Nederlandstalig onderwijs te promoten, is het Nederlands al decennia lang aan een gestage neergang bezig. Die achteruitgang is zich de laatste jaren aan het voltooien. In zoverre zelfs dat bepaalde politieke strekkingen in Vlaanderen tegenwoordig pleiten voor het loslaten van Brussel. Achterliggende oorzaak is misschien het feit dat het Frans een wereldtaal is en daardoor meer prestige heeft en dat men denkt sneller aan werk te raken éénmaal men het Frans onder de knie heeft. De meeste vreemdelingen die in Brussel neerstrijken, spreken bovendien al een mondje Frans, zodat het voor hen makkelijker is om die taal aan te leren. Een minderheid kiest dan voor het ogenschijnlijk minder bekende en veel minder aantrekkelijke Nederlands.

Misschien trap ik met deze bedenkingen open deuren in. Aan de hand van het boek van Willemyns en van der Sijs legde ik aan mijn allochtone echtgenote uit hoe het komt dat een bij uitstek Vlaamse stad een meertalige metropool werd waar het Frans de boventoon voert. Een exclusiviteit is dat Brussel de enige stad is in België waar de sprekers van de twee talen niet van elkaar gescheiden worden door een geografische barrière. Een Brusselaar beschouwt zich niet als Vlaming of geen Waal, maar als Brusselaar tout court. Eenderde van de inwoners van Brussel is bovendien van vreemde origine en die vreemdelingen hebben al helemaal niks te maken met de beide taalgemeenschappen.

De kentering – legde ik aan mijn geïnteresseerde vrouw uit – kwam er in de tweede helft van de negentiende eeuw. Brussel verschilde toen niet van de andere Vlaamse steden: de sociale elite was tweetalig en gebruikte het Frans voor de meeste cultuurtaalfuncties. Het Nederlands, dat door het overgrote deel van de bevolking werd gesproken, was een pittig Brabants dialect. De vraag is waarom in de meeste Vlaamse steden de verfransing kon tegengehouden worden, maar in Brussel niet. Brussel fungeerde sinds de Bourgondische tijd als hoofdstad. Tijdens de Franse annexatie werd het Frans er dan ook intenser beoefend, onder meer door een toevloed van Franse immigranten, die er nadien bleven wonen en die het taalleven van de stad ingrijpend beïnvloedden. Door de proportioneel sterke concentratie van de financiële en industriële macht steunde Brussel vooral op de Waalse industrie. Gevolg was een bevolkingsexplosie van vooral franstaligen die naar Brussel trokken. De Vlaamse immigranten die er kwamen wonen, waren meestal van lage sociale komaf en werden geconfronteerd met een taalbarrière die ook een sociale barrière was. Pogingen om het ‘verder te brengen’ moesten in het Frans. Dat was zo tot ver in de 20ste eeuw. Vlaams werd geassocieerd met armoede en sociale en culturele achterstand. Dat is het verhaal in een notendop. Dat stigma hangt nog steeds over de stad.

Die verfransing werd tijdens de eerste helfst van de 20ste eeuw nog eens in de hand gewerkt door catastrofale talentellingen. De wet bepaalde immers dat een gemeente met meer dan 30% anderstaligen automatisch de tweetalige status kreeg. Daardoor voegde men in de loop van de tijd in razend tempo de Vlaamse randgemeenten bij het tweetalige Brussel, waardoor de verfransing met reuzensprongen toenam. In de jaren ’50 en ’60 maakte men komaf met die annexaties, maar het kwaad was allang geschied. De verhoudingen zijn tegenwoordig zo’n 70.1% Franstaligen tegenover 29.9% Nederlandstaligen. Verder valt te vermelden dat de federale overheid vanaf de jaren zestig wel tal van inspanningen deed om taalhomogene, Nederlandstalige netwerken en structuren voor de persoonsgebonden instellingen uit te bouwen: zowel ziekenhuizen, poliklinieken, culturele centra, e.d. en het tekort hieraan in de hoofdstad weg te werken. De inspanningen wierpen hun vruchten af, maar bleven meestal toch onvoldoende. Ze stelden de talige minderheidsbevolking in elk geval in staat om haar identiteit te bewaren, hoewel het voor Vlamingen nog steeds veel moeilijker ligt dan voor Franstaligen.

Dit alles legde ik dus uit aan mijn echtgenote. Ik voegde eraan toe dat we vandaag misschien opnieuw een kentering meemaken. Temidden de babelachtige verwarring van Marokkaans, Turks, Russisch, Pools en hier en daar wat Frans als voertaal, liep ik dus naar huis met mijn boek ‘Het verhaal van het Nederlands’ onder de arm. Mijn medereizigers keken nauwelijks op van de turf op mijn schoot. Ze wierpen er hoogstens een nieuwsgierige blik op en lieten me dan ongestoord. Meertaligheid brengt taalvrede, dacht ik. Er is geen taalstrijd meer in de hoofdstad Brussel. Er zijn alleen maar net zoveel talen als de mensheid rijk is. Ik dacht ook na over het Frans als ‘lingua franca’. Ik dacht na over mijn positie als Vlaming en over de Brusselse administratie, waar ik regelmatig tegen opbots, omdat die tegenwoordig zelfs de tweetaligheid aan hun laars lapt en er dode letter van maakt, zoals ik kon vaststellen de afgelopen weken. Ik ben een Vlaming in hart en nieren. Ik woon in de hoofdstad. Ik ben geen extremist. Ik spreek, schrijf en werk graag in mijn eigen taal. Het boek van Willemyns en van der Sijs bood me een beetje troost. Mijn kinderen zullen waarschijnlijk Engels of Frans spreken.

'Het verhaal van het Nederlands - een geschiedenis van twaalf eeuwen', Nicoline van der Sijs & Roland Willemyns, Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam 2009, ISBN 978 90 351 3282 5.

Friday, September 18, 2009

De getande slagschaduw van Hugo Claus

Absurd! Dat is het enige predikaat dat ik kan bedenken bij de banvloek die de lijkenpikkers van het Vlaamse pontificaat uitspraken over de zelfgekozen dood van Hugo Claus. Anderhalf jaar later pivoteert 'getande raadsels' van Patrick Conrad rond dit heikele thema. Claus zelf zou versteld staan over hoeveel dood zijn leven overschaduwt.
In een leven van enkele (grote) successen en veel nederlagen en mislukkingen is de keuze en de enscenering van de eigen dood het grootste succes en het ultieme toneelstuk. Maar ik nam me na lezing voor om me voortaan te onthouden van het lezen van hommages, eerbetonen en vriendenboeken. Alleen literaire studies over de werkelijke waarde van het werk van Claus kunnen me nog boeien. En die zijn er op dit moment nog niet.
Wat kan ik toevoegen aan het boekwerkje van Patrick Conrad? Deze titaan, charlatan en half mislukte Hollywoodadept smeert het nogal dik uit over de pagina's van 'getande raadsels'. Geen geheimen blijven verborgen. Alle persoonlijke foto's, memorabilia, herinneringen en ontmoetingen met Claus worden zorgvuldig geanalyseerd. Het scharniermoment valt ergens midden in het boek. In een halfdronken bui drukt de dichter de filmmaker aan de bast en noemt hem driemaal 'mijn vriend, mijn vriend, mijn vriend'.
Had Claus wel vrienden? Hoogstens een vrouw, wat kinderen en enkele intimi... De filmhaai Conrad steunde hem in het realiseren van zijn filmprojecten. Wie ging aan de haal met het genie van Claus? De filmprojecten liepen keer op keer faliekant af, buiten die ene keer dan. 'Het Sacrament' is de enige film van Claus die in de annalen mag bijgeschreven worden. Een ijzersterke cast en een onwrikbaar budget maakten van de film een hit. Claus: het one-hit-wonder?
Waarom wou de schrijver en dichter Claus perse films gaan maken? Op die vraag krijgen we in 'getande raadsels' geen antwoord. Het is nochtans essentieel. Wel krijgen we een beschijving van de uiterst gênante première van 'De leeuw van Vlaanderen', waarbij de koning Claus de hand drukte met de opmerking dat de film vele 'skone landschappen' vertoonde. Conrad volgde Claus doorheen zijn turbulente bohémien-leven, deelde zelfs zijn vrouwen en werd even zijn buur in zijn optrekje in het zuiden van Frankrijk.
Aangrijpend is de opname van het gedicht van Claus waarin hij zijn eigen euthanasie voorspelde:

Ga verder
Sodium thiopental
Zo, je bent buiten westen
Dan pancuronium bromide
Je longen begeven
Dan potassium chloride
En je hart houdt op

Dat kan ik nooit onthouden

Niet zijn beste gedicht, maar... De mens Claus blijft ongrijpbaar doorheen het boekje. Meer dan een jaar na zijn dood weten we het wel. Claus blijft een goed bewaard geheim. De stroom van publicaties laat echter niet af. Conrad droeg zijn steentje daartoe bij. Het amusante en gedetailleerde boekje weegt te licht om een onuitwisbare indruk op mij na te laten. Het staat wel goed in de boekenkast onder de rubriek weetjes-die-er-niet-toe-doen-over-Hugo-Claus. Toch mooi, zo'n boekje over Claus met je eigen naam erop geplakt. Herinneringen, noemen ze dat...

'getande raadsels - herinneringen aan Hugo Claus', Patrick Conrad, Meulenhoff/Manteau 2009, ISBN 9 789085 421788.

ook te lezen op: http://www.urbanmag.be/artikel/1583/de-getande-slagschaduw-van-hugo-claus