Al Galidi werd in 1971 geboren in Zuid-Irak. Hij wou aanvankelijk vioolspeler worden maar er was geen leraar voorhanden in zijn land. Toen hij zes of acht was, begon hij gedichten te schrijven. Hij studeerde af als bouwkundig ingenieur in Arbil. In februari 1998 vroeg hij asiel aan in Nederland. Na het negatieve antwoord - het ministerie van Justitie noemde hem een leugenaar - belandde hij op de lijst van de uitgeprocedeerden. Hij leerde zichzelf de Nederlandse taal. Al Galidi weigerde het ‘generaal pardon’ van de Nederlandse regering en vertrok naar België. Momenteel verblijft hij in Antwerpen. Al Galidi schreef de succesvolle dichtbundels ‘De herfst van Zorro’ en ‘De laatste slaaf’ en de succesroman ‘Dorstige rivier’. Hij werd talloze keren bekroond en genomineerd, onder meer voor de tweejaarlijkse PEN-prijs, de El Hizjra-Literatuurpijs en de Phenix Essayprijs. ‘De herfst van Zorro’ stond op de shortlist voor de VSB poëzieprijs en ‘Dorstige Rivier’ op die van de BNG Nieuwe Literatuur Prijs. Van ‘Dorstige Rivier’ werd onlangs een Engelse vertaling gemaakt.
‘De autist en de postduif’ vertelt in twee verhaallijnen de absurde fabel van de geniale autist Geert. Zijn ma Janine wordt zwanger tijdens een feestje in een schuur. De bevruchting gebeurt ritueel via een kommetje en een rietje zodat Janine niet weet wie van haar drie homovrienden de vader is. Janine gaat alleen wonen met haar kind en vindt werk en een woning in een kringloopwinkel, een magische wereld voor de jongen, die er zijn infantiel universum van maakt. Naarmate het verhaal vordert, verglijdt Janine echter meer en meer in de roes van de alcohol. Geert wordt een geniale vioolbouwer. Hij vindt op een dag toevallig een zwaar beschadigde Stradivarius in de tas van een oude vrouw en herstelt het kostbare ding zonder er de exacte waarde van te kennen. Hij bouwt de viool na met hout van de banken in de spullenwinkel en wordt op slag een beroemde vioolbouwer wanneer een Duitser hem ontdekt.
De tweede verhaallijn begint wanneer Geert een woning koopt voor zichzelf en alleen gaat wonen. In het huis, dat vroeger van een duivenmelker was, bleef een doffer achter. Geert biedt de vogel gratis aan via het internet. Het beest vliegt echter telkens terug naar huis en brengt op zijn vlucht steeds nieuwe mensen mee. Ten einde raad brengt hij de duif naar het uiterste zuiden van het land en ontmoet daar Annamaria Anna Laura, die zijn vrouw wordt, zijn zakenpartner en de moeder van zijn kind. ‘De autist en de postduif’ eindigt dus met een gelukkige noot.
Ik had tot nu toe een onverholen bewondering voor Al Galidi. Van afgewezen asielzoeker bracht hij het tot succesauteur met een bagage van nauwelijks 3000 Nederlandse woorden, gelijk aan die van een autist. Ondanks de autobiografische elementen, die ongetwijfeld in het boek verborgen werden, haak ik voor ‘De autist en de postduif’ echter tijdelijk af. Er schort iets aan de structuur van het boek. Het gedeelte ‘de kringloopwinkel’ wordt veel te lang uitgesponnen. Na 50 pagina’s verlang je gewoon naar het einde. Het veel te korte tweede hoofdstuk ‘het leven’, met de doffer die steeds terugkeert naar huis, vind ik persoonlijk veel interessanter maar dat hoofdstuk werd dan weer te slecht en te oppervlakkig uitgewerkt. Het boek zit bovendien vol platitudes, zoals de emmer koud water die hij over zijn eerste liefje giet om ‘haar nat te maken’. Ik bestierf het niet echt van het lachen.
Het hoofdpersonage Geert is een soort karikaturale Harry Potter-figuur, die het via een aantal zeer ongeloofwaardige wendingen van autist met een zeer beperkte attitude en woordenschat schopt tot bekende vioolbouwer. De overige personages komen nooit goed uit de verf. Misschien zit de allegorie hem in het feit dat Al Galidi zich als een vioolbouwer ziet, die kunst maakt uit brandhout en er veel geld voor krijgt van lieden, die er zelf nog meer geld aan verdienen. Misschien zit de allegorie wel in het verrassende einde. Zijn zwangere vriendin Annamaria Anna Laura trekt bij hem in en neemt en passant haar kinderen mee samen met hun respectievelijke multiculturele vaders, een Chinees, een Marokkaan, een Turk en een Nederlander. Zo wordt hij zelf een soort van gastland voor zijn stiefkinderen. Het is de enige passage waar Al Galidi min of meer bevlogen uit de hoek komt.
“De eerste drie ongelukjes waren van een Chinees, een Marokkaan en een Turk. Ze hadden haar verblijfsvergunning in hun harten beëindigd toen ze een verblijfsvergunning in Nederland kregen. Het vierde kind had een Nederlandse vader. Hij had geen verblijfsvergunning nodig en verdween uit haar leven toen hij wist dat ze zwanger was. Ze woonde al tijden bij haar halfbroer Jan, die voor haar kinderen meer een vaderfiguur was dan hun echte vaders. Hij had een bierbuik, een biernek, een bierkin, bierwangen en bierlippen.” (pag. 182)
En zo gaat het maar door. Grappig of hilarisch kun je dit nauwelijks noemen. Misschien heeft Al Galidi teveel gewild met zijn groots opgezette eerste roman over de Nederlanders. Dit komt over als haastwerk. ‘De autist en de postduif’ is geen Stradivarius, hoogstens een krakkemikkig orgeltje dat in een achterkamertje maar door en door blijft zeuren.
'De autist en de postduif', Rodaan Al Galidi, Meulenhoff/Manteau 2009, ISBN 978 90 8542 203 7.
Meer referenties:
No comments:
Post a Comment