Saturday, June 26, 2010

An Paenhuysen, De nieuwe wereld – de wonderjaren van de Belgische avant-garde [1918-1939]

TEGENSTEMMEN IN DE KUNSTWERELD

Het onorthodoxe boek 'De nieuwe wereld - De wonderjaren van de Belgische avant-garde' van kunsthistorica An Paenhuysen geeft een heel eigen kijk op de Belgische avant-gardistische kunstwereld van het interbellum. Het internationale kunsticoon René Magritte bekleedt in dit boek geen centrale plaats. In de plaats daarvan concentreert Paenhuysen zich op minder bekende en uitgeweken 'randfiguren' uit het interbellum zoals Paul Joostens, Seuphor, Paul Nougé en vooral de Brusselaar Edouard Mesens. 'Wat haar eigentijdsheid en haar voorhoedepositie betreft, geniet de Belgische artistieke avant-garde geen goede faam. Zij leek haar naam niet waar te maken. In de internationale kunst- en onderzoekswereld is zij veelal een blind spot of wordt zij soms als een vergeten exotisme opgerakeld', aldus An Paenhuysen.

Het begin van de Belgische avant-garde situeert Paenhuysen bij het tragische lot van de vergeten Antwerpse futurist Jules Schmalzigaug, de zoon van Duitse immigranten. De kunstenaar Schmalzigaug onttrok zich aan het provinciaalse nest Antwerpen en trok in vrijwillige ballingschap naar het buitenland, waar hij in contact kwam met uitgeweken landgenoten en met het futurisme. Een nomadische trektocht langs de grootsteden Berlijn, Parijs en Venetië was voor hem tegelijk een zoektocht naar de juiste avant-garde. Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog vluchtte hij halsoverkop terug naar België. De oorlogsomstandigheden dwongen hem om naar het neutrale Den Haag te verhuizen. Op 13 mei 1917 maakte de neurasthenische Schmalzigaug aldaar een einde aan zijn leven.

De Eerste Wereldoorlog bood een nieuwe generatie Belgische kunstenaars een tijd van onbeperkte mogelijkheden. De oorlog ontlokte revolte bij de jongeren aan en gaf een vruchtbare bodem voor hun avant-gardisme. Het eeuwenoude generatieconflict tussen ouderen en jongeren werd uitgevochten in een vernietigende oorlog. Tijdens de oorlogsjaren werd de grootstad ontdekt. In 1916 publiceerde Paul Van Ostaijen de dichtbundel ‘Music Hall’, een verslag van het leven in de stad met ‘haar auto’s, haar trems, haar electrisch licht, haar koffiehuizen en bioscopen; telefoon, vliegmachine, fiets en lantaarnpaal’. Ook na de oorlog bleef het snelle stadsleven de avant-gardisten inspireren. Zij probeerden een adequaat antwoord te vinden op de overvloed aan sensoriële stimuli die het stadsleven met zich meebracht.

Paenhuysen toont aan hoe nauw avant-garde samenhangt met ballingschap. Na de oorlog vonden verschillende Belgische avant-gardisten gedwongen of ongedwongen de weg naar het naoorlogse en revolutionaire Berlijn. Zowel Van Ostaijen en de minder bekende Clément Pansaers, Jozef Peeters of Fernand Berckelaers trokken naar Berlijn om er de sfeer op te snuiven. Het beeld dat ze hadden van de Duitse hoofdstad strookte echter niet met hun verwachtingen. De Belgen voelden zich onwennig in de ‘brede en koude straten van Berlijn, die aanvoelden alsof het alle dagen zondag was’. Geen enthousiast beeld dus. De aandacht verschoof al gauw naar de metropool Parijs. Fernand Berckelaers vond in het begin van de jaren ‘20 de weg naar Parijs, dat hun nieuwe kunstenaarsthuis werd. Hij veranderde zijn naam in Seuphor.

In 1926 werd in Brussel de start van een surrealistische groep ingeluid. De inspiratie vormden de Parijse surrealisten, maar de Brusselaars onder leiding van Paul Nougé, ELT Mesens en René Magritte zetten zich meteen af tegen de surrealistische droomwereld van hun Parijse leermeesters en kozen voor subversieve actie. De dreiging maakte bij de Brusselse groep deel uit van haar methode. De Parijse surrealisten wijdden zich aan de analyse van het onderbewuste en de droom. De Brusselse surrealisten richtten zich met subversieve actie tegen de burgerlijke maatschappij. In ’37 beklaagde Mesens zich in een brief over het proviciaalse Belgische kunstbeleid: ‘De Belgen begrijpen niet, en hun regering nog minder, dat een kunstschool die enkel lokale bekendheid heeft, gedoemd is te vegeteren…’

An Paenhuysen biedt geen overzicht van de avant-garde in het interbellum. Ze legt in een heldere taal en haarfijn de relaties bloot tussen het Belgische avant-gardisme en haar internationale mede- of tegenstanders in Venetië, Berlijn en Parijs. Ze toont aan dat avant-garde onverbrekelijk verbonden is met ballingschap. Kunstenaars ontvluchtten de beperkingen van de provincie en trokken naar de metropolen. Toen de verhouding tussen centrum en periferie na ’45 verloren door de globalisering, loste ook de avant-garde op. Opmerkelijk is dat ze in haar slotwoord Brussel de perfecte ‘postmetropool’ noemt. Het ontbreekt Brussel aan een synthese, schrijft ze, waardoor elk totalitair project ontbreekt. Voor Paul Nougé was het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog ‘het einde van een stad, van een tijd, van een idee’. ‘De nieuwe wereld' is een must voor kunstliefhebbers, die graag iets dieper graven.

recensie verscheen op http://www.cuttingedge.be/books/reviews/236363-nieuwe-wereld-de-wonderjaren-van-de-belgische-avant-garde-1918-1939-

No comments: