De Krim is een schiereiland tussen de Zwarte Zee en de Zee van Azov, en kent een rijke maar bloedige geschiedenis. Achtereenvolgens werd het eiland veroverd en bezet door de Skythen, de Grieken, de Byzantijnen, de Goten en de Ottomanen. In 1783 werd de Krim een deel van het Russische Tsarenrijk. Twee decennia geleden behoorde het strategisch gelegen stuk land nog toe aan de Sovjet-Unie. Na het uiteenvallen van de Russische communistische reus werd het een deel van de Oekraïense republiek. De Russen behielden een belangrijke machtsbasis in de havenstad Sebastopol, dat een apart statuut behield omdat de Russische marine daar gelegerd is.
In het midden van de negentiende eeuw was het Krimschiereiland het strijdtoneel van een vergeten oorlog die minstens achthonderd duizend levens eiste. Britse, Franse en Turkse troepen trokken ten oorlog tegen het Russische leger, dat onder invloed van de imperialistische tsaar Nicolaas I ingezet werd om een gebied te veroveren dat reikte van de Balkan tot de Perzische Golf. Het boek ‘De Krimoorlog of de vernedering van Rusland’ van de Britse historicus Orlando Figes geeft een relaas van die oorlog om de Krim die plaatsvond tussen 1853 en 1856. Figes gaat dieper in op de oorzaken van de oorlog, beschrijft tot in de details wat er op het slagveld gebeurde en beschrijft ook nauwkeurig de nasleep van de oorlog en de gevolgen van de nederlaag voor Rusland en de rest van Europa.
De Krimoorlog was een keerpunt in de Europese geschiedenis. De eeuwenoude alliantie van Rusland met Oostenrijk werd doorbroken. De oorlog maakte de weg vrij voor de opkomst van nieuwe natiestaten zoals Italië, Duitsland en Roemenië. De orthodoxe Russen hielden aan de oorlog een diepe afkeer over tegenover het Westen. Het voelde zich verraden door de andere christelijke naties omdat ze de kant gekozen hadden van de heidense Turken. Ze zagen hun plannen op de Balkan gedwarsboomd. De crises die volgden op de Russische vernedering zouden uiteindelijk leiden tot de Eerste Wereldoorlog.
De herinnering aan de Krimoorlog blijft in Rusland zowel een bron van nationale trots als afkeer tegen het Westen. Nog in 2006 verklaarde eerste minister Poetin dat de vernederende Krimoorlog niet moet gezien worden als een nederlaag maar als een morele en religieuze overwinning, waar het volk zich voor opofferde. In dezelfde toespraak hamerde hij erop dat het volk een voorbeeld moest nemen aan tsaar Alexander I die ten strijde durfde te trekken tegen het Westen. In een briljant stukje populisme en geschiedvervalsing kreeg ook zijn vader Nicolaas I, die de Russen als eerste voorging in hun strijd, eerherstel door Poetin. Sindsdien hangt een levensgroot portret van Nicolaas I in zijn werkkamer.
‘De Krimoorlog’ is een kanjer van een boek. Schitterend geschreven en rijkelijk gedocumenteerd is dit een must voor iedereen die van geschiedenis houdt. Wat blijkt? Ondanks twee wereldoorlogen en het mislukte communistische experiment veranderde er in anderhalve eeuw opvallend weinig. Tsjetsjenië, Afghanistan, Georgië, Kaukasië ...: het zijn jammer genoeg nog steeds hete brokken op het bord van Medvedev en Poetin. Het was zo in 1850. Het is zo in 2011. In het licht van de recentste terreuraanslagen in Rusland kunnen we alvast één opvallende tendens halen uit de lezing van ‘De Krimoorlog’: het volledig falen van de actuele Russische binnen- en buitenlandpolitiek, die zich nog steeds beroept op een imperialistische situatie die al ruim 150 jaar achterhaald is.
Orlando Figes, ‘De Krimoorlog of de vernedering van Rusland’, vertaald door Henk Moerdijk en Lieske Simon, Nieuw Amsterdam, Amsterdam 2010, ISBN 978 90 468 0894 8.
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
No comments:
Post a Comment